„Was het niet saai?” „Zeker, Majesteit”
Laten we dit vooropstellen: Woorden die de Koningin in besloten kring gesproken heeft op straat uitbazuinen, is volstrekt ongepast en een parlementariër onwaardig. Wie om zulk gedrag door kamervoorzitter Weisglas op de vingers wordt getikt, zou door de grond moeten zakken van schaamte.Maar gezegd is gezegd. Met dank aan LPF-kamerlid Eerdmans en Volkskrant-journalist Jan Hoedeman weten we nu dat koningin Beatrix na het uitspreken van de Troonrede aan de haar begeleidende kamerleden vroeg: „Heb ik het goed uitgesproken? Het was toch een saai verhaal?”
Nu we met deze kennis zijn opgezadeld, is het verleidelijk de vraag van een antwoord te voorzien. Wat zouden de kamerleden gerepliceerd hebben? Een vaag gemompel, omdat ontkennen immers flauw is en bevestigen wellicht onbeleefd overkomt? Toch is het eerlijkste antwoord: „Zeker, Majesteit, buitengewoon saai.”
Het opsommerige karakter, het ontbreken van een duidelijke betooglijn, het abstracte taalgebruik: het draagt er allemaal toe bij dat de toehoorders een geeuw van verveling nauwelijks kunnen onderdrukken, terwijl het negen van de tien burgers moeilijk valt achteraf weer te geven wat de Koningin nu eigenlijk gezegd heeft.
Alle gangbare tips voor het houden van een goede toespraak of lezing -„Bouw het op met inleiding, kern en slot, houd de aandacht vast met treffende voorbeelden en voeg hier en daar een anekdote of kwinkslag in…”- worden bij het schrijven van de Troonrede roekeloos in de wind geslagen.
En niet alleen door het kabinet-Balkenende II. Wie de Troonredes van de achterliggende eeuw leest, ziet daarin wel de tijdgeest weerspiegeld, maar treft nooit een flitsende speech aan. Alleen oud-premier Drees heeft ooit gepoogd meer lijn in de Troonrede te brengen, maar ook bij hem keerde de wal van gewoontevorming jammerlijk het schip van de vernieuwingsdrang. Alles bleef uiteindelijk bij hetzelfde.
De vraag rijst of het nu echt niet anders kan. Wat de zaak alleen maar verslechteren zou, is het door linkse partijen vaak gedane voorstel om de minister-president de Troonrede te laten voorlezen. Die werkwijze mag dan staatsrechtelijk zuiverder zijn, gemeten aan het criterium van effectieve informatieoverdracht zou het alleen verslechtering opleveren. Naar Balkenende kunnen we immer zo vaak luisteren?
Als er al een reden is waarom een burger de Troonrede beluistert, dan is het omdat koningin Beatrix die voorleest. Bij een feestelijk moment als de presentatie van de nieuwe plannen van een kabinet voor het komende jaar, past uitstekend een bijzondere presentatie, te weten door het staatshoofd.
Aantrekkelijker lijkt in eerste instantie het voorstel van PvdA-leider Bos om de Koningin de vrijheid te geven de Troonrede op een meer persoonlijke manier in te kleuren. Een persoonlijker getint betoog zal de concentratie van de toehoorders zeker vergroten! Maar de nadelen wegen zwaarder dan de voordelen. Want elk redelijk denkend mens beseft dat op deze wijze uitspraken van Hare Majesteit zomaar onderwerp van politiek debat kunnen worden.
En dat kunnen we in Nederland niet gebruiken. Het zou de constitutionele monarchie, dat fragiele evenwicht waarbij een vorstin wel degelijk invloed heeft, maar voor het overgrote deel achter de schermen haar werk doet, in no time om zeep helpen. Die kant moeten we dus niet op.
Maar ook zonder dat is het wel mogelijk de Troonrede aanzienlijk te verbeteren. Door te vechten tegen compleetheidsdrang, door te stoppen met de vreemde gewoonte dat elk departement hoe dan ook genoemd moet worden, en door het in plaats daarvan uitwerken van één of enkele kerngedachten, zou al veel gewonnen zijn.
Daarbij mag duidelijk zijn dat het welgeteld negen keer laten vallen van het woord ”vertrouwen” nog niet hetzelfde is als het consistent uitwerken van een grondthema. Dat laatste zou wél het geval zijn als het kabinet de Troonrede gebruikte om het volk nog eens in heldere bewoordingen duidelijk te maken dat de huidige bezuinigingen niet slechts afgedwongen zijn door de economische recessie, maar dat ze sowieso wenselijk zijn voor een goed functionerende staat en maatschappij. Toegegeven: de Troonrede behoort iets van een overzicht te geven van de beleidsvoornemens, maar daarom behoeft het toch nog geen stuk te zijn waaraan alle bezieling ontbreekt?
„Met de beeldvorming van dit kabinet gaat het nog niet geweldig”, moest vice-premier Zalm begin deze week toegeven. En een belangrijke boodschap van de coalitiefracties, na de officiële presentatie van de Miljoenennota, was: Dit kabinet doet goed werk, maar moet z’n boodschap beter verkopen. Wat is nu een mooiere kans om die boodschap te verkopen dan het begin van het parlementaire jaar, als een deel van het volk ervoor gaat zitten om de gouden koets te zien langsrijden en de door de vorstin uitgesproken Troonrede te beluisteren?