Goddelozen
In deze tekst wordt een godzalig man voorgesteld in tegenstelling tot een die met opzet zondigt. Een voorbeeld van het laatste is Izébel toen zij vernam dat de koning zo bedroefd was omdat hij de wijngaard van de rechtvaardige Naboth niet kon krijgen. Toen beraadslaagde zij bij zichzelf wat ze zou doen om deze wijngaard toch te verkrijgen. Zij besloot in Achabs naam een brief te schrijven aan de regeerders van de stad, om een vasten uit te roepen en te maken dat Naboth voor de vergadering werd gebracht en tot de dood door steniging zou worden veroordeeld.Zo was ook de raad in de dagen van Jerobeam. Hij nam die raad aan en besloot twee kalveren te maken tot goddelijke aanbidding. Hij zette het ene in Bethel en het andere in Dan. Zo ook waren in de tijd van onze Heere Jezus Christus de Joden in hun raad overeengekomen dat al wie Christus zou belijden, verbannen zou worden. Zij verboden de discipelen in Zijn naam te prediken.
Deze allen hebben gewandeld in de raad van de goddelozen. Nu gaat de profeet verder en zegt wie een godzalig man is. Dat hij die zichzelf van zonden wil bewaren, zorgvuldig alle gelegenheid daartoe moet vermijden. Want ieder mens is van nature als een dor hout, dat gaat branden zodra er vuur bij komt. Geef de mens de minste gelegenheid - en dadelijk begeeft hij zich tot zondigen.
Samuel Smith, predikant te Pridlewel, Schotland (Davids gezegende man, 1667)