Pinksterpreek
„En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen, mannen broeders? En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden.” Handelingen 2:37-38a
De scherpe pinksterpreek van Petrus werkt heel wat uit. Een verslagen of doorstoken hart. Er komt een intense pijn in het hart omdat Gods Geest de afstand laat zien die er gekomen is tussen God en hun ziel en dat door hun eigen schuld. En zo wordt er een roep naar boven geboren: „Wat zullen wij doen?”
Doen… Een mens wil altijd wat doen. Maar deze mensen willen eigenlijk zeggen: „We zijn met alles aan een eind. Onze misdaad is niet meer te herstellen.” En een weg tot herstel weten ze niet. Maar die preek ging toch over Jezus? En het dan toch niet weten? Inderdaad. Dat zijn mensen die in de verlorenheid van hun leven terechtkomen en die met alles vastlopen. Het kan alleen als er bij God vandaan nog doen aan is. Dat is de zin van de vraag. Deze vraag is ten diepste een vraag of Christus verheerlijkt mag worden. En hier ziet u hoe de Heilige Geest dat doet; in een weg waarin een zondaar te maken krijgt met Gods recht en dat recht gaat leren toevallen.
Petrus weet een weg. „Bekeert u.” Hij zegt niet: „Gelooft in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden.” Waarom zulke verschillende antwoorden? Deze mensen leefden onder de uitwendige bediening van het verbond. En de Heere neemt dat verbond serieus en daarmee ook de scheiding die er gekomen is. Die Israëlitische mannen hebben de beloofde Messias verworpen en gedood. De verbondswraak moet hen treffen, want God handhaaft dat verbond en de enige conditie waarop het weer goed kan komen is: „Bekeert u.” De Heere werkt niet over de breuk met God heen. Dan gaat het er niet over wat u kunt maar wat u moet. En juist daar komt er plaats voor het wonder. Want wat de Heere eist, wil Hij Zelf schenken. En dat is nu ook een werk van Gods Geest, dat voorvloeit uit de verdiensten van Christus.
Worde gedoopt
„En een iegelijk van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden.” Dat doen die mensen dus zelf niet. Het is geen rituele reiniging zoals ze gewend waren ten tijde van het Oude Testament. „Worde gedoopt.” Dat is passief. Nu daalt er werkelijk iemand met hen af in dat water om hen te dopen. Dat wil zeggen: die reiniging werkt de Heere Zelf uit door Woord en Geest. De doop maakt niet zalig. Maar het is een teken en zegel waardoor de vergeving der zonden verzegeld wordt. Alleen het geloof doet delen in de weldaden. Maar nu komt de Heere dat zwakke geloof te hulp in de sacramenten om het in het hart te verzegelen dat zelfs het wederhorig kroost altijd bij God kan wonen. En zo worden zij gedoopt in de Naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden.
Hij heeft Zijn verdiensten meegenomen in de hemel en stelt die de Vader nu voor in Zijn voorbede voor overtreders. En Zijn bloed is nog altijd vers en krachtig. In dat bloed ligt daarom ook nu nog de enige reden waarom er voor verachters van Hem nog doen aan is.