Zoek huisgodsdienst in de kleine dingen
Het houden van huisgodsdienst is bij de doop beloofd, maar de praktijk blijkt weerbarstig. Als de huisgodsdienst niet goed functioneert, laten we dan klein beginnen, en vooral ook: in ons dagelijks leven.
Maak huisgodsdienst tot het centrum van het geloofsleven. Daarvoor pleit ds. H. J. van der Veen (RD 23-5). Hij vindt dat daarbij een belangrijke taak is weggelegd voor kerkelijke jongerenorganisaties. Die handschoen pakken we als Hervormd Gereformeerde Jeugdbond (HGJB) graag op.
Ds. Van der Veen spreekt in zijn artikel terecht zijn zorg uit over de kerk van de toekomst. Hoe ziet de kerk eruit als de coronamaatregelen versoepeld worden? Die zorg delen wij! Tijdens een online ontmoeting met jeugdambtsdragers kwam deze zorg naar voren in opmerkingen als: „Hoe houden we de jongeren betrokken?” en: „Hoe zorgen we ervoor dat we de jeugd niet verliezen, nu we die niet meer in de kerk zien?” Die vragen laten zien dat er betrokken ambtsdragers zijn die hun jongeren, maar ook de ouders van deze jongeren, willen ondersteunen. Daar zijn we dankbaar voor.
Voorbeelden levend geloof
De kerk is, als het goed is, niet de enige plek waar onze jongeren met het geloof bezig zijn. Terecht wijst ds. Van der Veen erop dat de zondagse eredienst niet los mag staan van de ontmoeting met elkaar in het gezin. Dat geldt ook zonder coronacrisis. Als de huidige manier van online kerkzijn het proces van afhaken versnelt, legt dat misschien wel iets bloot wat al veel langer speelt. Het stelt ons als volwassenen – ouders, kerkenraadsleden en predikanten – des te meer voor de kritische vraag: Hoeveel voorbeelden van levend geloof komen onze jongeren tegen? In hoeverre dagen we jongeren tijdens een preek of in de catechese positief uit in het geloof?
Rond deze vragen zien we mooie dingen gebeuren. Ouders – meestal moeders, wat Van der Veens appel op de geestelijke draagkracht van vaders onderstreept – komen samen in kringen en denken na over de geloofsopvoeding. Op veel plekken verzorgen wij ook zelf avonden over geloofsopvoeding. We merken op deze avonden dat ouders geholpen zijn met praktische adviezen en handvatten.
Luistervraag
Ds. Van der Veen geeft hiervoor in zijn artikel een goede aanzet. Het zou inderdaad prachtig zijn als we elke dag 20 minuten de tijd namen voor huisgodsdienst. We vrezen alleen dat dit voor veel (de meeste?) gezinnen te hoog gegrepen is. Want hoe doe je dat als je het met moeite voor elkaar krijgt om één keer per dag samen aan tafel te zitten? En als dat lukt, moet er altijd wel iemand eerder weg – naar catechisatie, naar vrienden of naar de huiskamer om de kerkenraadsvergadering voor te bereiden. Dat zijn praktijkvoorbeelden die we op avonden in de gemeente heel vaak horen.
Moet de lat dan niet hoog liggen? Jazeker, want we hebben als ouders bij de doop beloofd dat we onze kinderen naar ons vermogen zullen onderwijzen! Als we 20 minuten per dag Bijbelstudie kunnen houden, moeten we dat dus ook zeker doen. Maar mede gezien de weerbarstige praktijk zouden andere dingen wel eens veel belangrijker kunnen zijn. Als de huisgodsdienst niet goed functioneert, laten we dan klein beginnen, en vooral ook: in ons dagelijks leven.
Begin de dag bijvoorbeeld samen door een paar verzen van een psalm te lezen en zorg dat de kinderen begrijpen wat er staat. Dat is niet veel, maar voor veel gezinnen is het al meer dan wat er nu gebeurt. Geef tijdens het lezen bij de avondmaaltijd een luistervraag op het niveau van je kind om betrokkenheid te stimuleren, bijvoorbeeld: „Tel mee hoe vaak Paulus het woord ”genade” gebruikt.” Of: „Straks ga ik vragen wat jij het mooiste vers vond.” Dat werkt vaak beter dan het lezen van een moeilijk dagboek.
Ongepland
Naast vaste momenten en rituelen is het vooral belangrijk om open te staan voor de zogenaamde ‘gouden momenten’: dat kleine gesprekje tijdens het inruimen van de vaatwasser. Of die terloopse vraag tijdens een autoritje. Juist deze ongeplande momenten kunnen een verdieping aan de geloofsopvoeding geven. Het zou al heel veel betekenen als we daar méér voor open staan.
Daarnaast is het van wezenlijk belang om als ouders het goede voorbeeld te geven. Zeker in de geloofsopvoeding is het ”teach what you preach”. Kinderen moeten in het alledaagse leven merken dat hun ouders christen zijn en als christen leven. Ze leren ervan als ze zien hoe hun ouders omgaan met teleurstellingen; hoe ze reageren op een preek; hoe ze met elkáár omgaan; enzovoort. Wij moeten juist ook voor onze kinderen een leesbare brief van Christus zijn.
Als we in geloof omgaan met deze ‘eenvoudige’ en ‘kleine’ dingen, mogen we daar veel van verwachten. Want het is zoals ds. Van der Veen schrijft: „Sinds Pinksteren werkt de Heilige Geest in de gemeente. Hij brengt jongeren en ouderen tot het geloof in de Heere Jezus Christus.”
Jan Kranendonk en Leantine Dekker zijn werkzaam bij de Hervormd Gereformeerde Jeugdbond als respectievelijk directeur en theoloog-adviseur.