Gouden Eeuw bestaat in Delft vooral uit zilver
Als Willem van Oranje in 1572 neerstrijkt in Delft, volgen in zijn kielzog kunstschilders en zilversmeden. Want waar het hof is, daar zijn de opdrachten. Delft wordt een ongeëvenaard centrum van cultuur. De Gouden Eeuw bestaat in Delft vooral uit zilver.
Zilver is in de zeventiende eeuw zeldzaam, dus kostbaar. Met zilver kunne de allerrijksten pronken, zeker als het is verwerkt tot een schitterend voorwerp: een drinkschaal, een nautilusbeker en zilveren tafelstukken. Later komen de koeler, schenkkan, theekist of een toiletservies op tafel, ook bij de rijke burgerij. Imponeren, je rijkdom etaleren, zelfs de kerk laat zich niet onbetuigd. Met kunstig bewerkte miskelken. Of –protestants– met avondmaalszilver, vakbekwaam bewerkt en gegraveerd.
De zilveren pronkstukken, meesterstukken van de beste zilversmeden –ambachtslieden en kunstenaars ineen– zijn veelal bestemd voor de gedekte tafel. Dat is de plaats waar het bezoek wordt ontvangen, waar de gesprekken worden gevoerd, de wijn in de roemers en schalen vloeit. Op de zilveren of vergulde schaal flonkert de rode wijn als welkomstdrank in het licht van de kandelaars, het reliëf in de schaal zorgt voor een weerspiegeling van het zilver die door de hele kamer danst, sprankelend. De schaal wordt doorgegeven, en ieder neemt er een slokje van. Een toast op het leven.
Aan tafel wordt niet gesproken over politiek of religie, daarover kunnen de meningen te gemakkelijk verdeeld zijn. Om de gesprekken in de goede richting te leiden neemt de gastheer zijn nautilusbeker uit de pronkkast en zet die op tafel. Overigens –niet toevallig– zo’n beker is het summum van kostbaarheid. Vele malen duurder dan bijvoorbeeld een schilderij en alleen bereikbaar voor leden van het hof en van de hoge adel. De nautilusschelp, het huisje van een kleine inktvissoort, bestaat uit verschillende kamers. Daarmee kan het dier zijn positie in het water regelen. Een soort duikboot dus en omgeven met mythische verhalen en legenden. Zilversmeden zetten de schelp in een rijk bewerkte montuur met allerlei mythologische figuren en voorstellingen. Gespreksstof dus, of bliksemafleider van verkeerde gespreksonderwerpen.
De zilversmeden in Delft hebben zich al vanaf 1536 verenigd in een gilde. Het zilvergilde is goed en strak georganiseerd, het vakmanschap en de zilvergehaltes worden streng gecontroleerd. Dat helpt om de kwaliteit hoog te houden. De komst van Willem van Oranje naar Delft, in 1572, geeft de kunstproductie een enorme stimulans. De zilversmid Jasper Mes (1566-1618) bijvoorbeeld volgt Van Oranje vanuit Antwerpen via Middelburg naar Delft. Mes is gespecialiseerd in het maken van nautilusbekers.
Twee eeuwen lang doen de Delftse meesters mee in de top van de edelsmeden. Eerst door de aanwezigheid van Willem van Oranje, daarna door de nabijheid van het hof in Den Haag. De spektakelstukken zijn vol van historie en van Bijbelse verhalen. Zoals de schilder vertelt in verf, zo bewerkt de zilversmid met ponsen en drijfhamers zijn verhaal in het stugge edelmetaal. Juist dit drijfwerk maakt de Delftse ambachtslieden beroemd. Nicolaes de Grebber (1544-1614) speelt het klaar om de schepping op twee schalen vorm te geven. Op de ene drinkschaal beeldt hij de vier elementen af: water, vuur, aarde en lucht. Op de andere schaal toont hij de vier seizoenen.
In de achttiende eeuw, als het zilver minder schaars wordt, komt het beschikbaar voor de minder vermogenden. Vaak in de vorm van een geschenk, bijvoorbeeld geboortelepels, -bekers en rammelaars. Het zijn herinneringsvoorwerpen van blijvende waarde. Mocht de nood aan de man komen, dan kunnen ze altijd verzilverd worden.
Delft is van het eind van de zestiende eeuw tot halverwege de zeventiende eeuw koploper op zilvergebied. Daarna nemen Amsterdam, Utrecht en Den Haag de koppositie in, hoewel de kwaliteit in Delft steeds hoog blijft.
Uitgebreide studie
Museum Prinsenhof opent 1 juni zijn deuren met een presentatie van Delfts zilver. Het meeste komt uit eigen collectie, aangevuld met een aantal bruiklenen, zodat „een compleet overzicht kan worden geboden”, aldus Janelle Moerman, directeur van het museum. „Het is ruim vijftig jaar geleden (1957) dat een dergelijke overzichtstentoonstelling is gehouden. Nu is een uitgebreide studie naar de Delftse goud- en zilversmeden die werkten tussen 1536 en 1807 door Pieter Biesboer afgerond. Dat levert nieuwe informatie op. Bovendien heeft het museum een zilverschenking van de Waalse gemeente in Delft ontvangen. Maar vooral willen we het verhaal van de Delftse zilversmeden weer over het voetlicht brengen. De 17e-eeuwse schilders als Pieter de Hooch en Johannes Vermeer en het Delftse aardewerk zijn wereldberoemd, maar de Delftse zilversmeden staan nog te veel in de schaduw.”
De zilvertentoonstelling is er een met allure. In twee zalen zijn antieke pronkkasten donker gekleurd, waarop en waarin de zilveren voorwerpen –afgewogen belicht– een plaats hebben gekregen. De ruimte is aangepast aan de huidige coronasituatie. Op internet is een rondleiding door de tentoonstelling te vinden. Of Janelle Moerman daarmee niet al alles heeft weggegeven? „Zeker niet. Want het verhaal en het object gaan pas echt leven als je er voor staat en je het ziet. Natuurlijk hebben we al veel mensen via internet bereikt. Wellicht komen die ook nog, want de tour op internet maakt nieuwsgierig. En hier in het museum ga je het beleven.”
Tentoonstelling
Zilver, meesterstukken van Delftse zilversmeden (1590-1800) tot is en met 3 januari 2021 te zien in Museum Prinsenhof in Delft. Tickets dienen vooraf online te worden aangeschaft.