Het bonte palet theologie in de PKN
Titel:
”Protestants geloven. Bij bijbel en belijdenis betrokken”, onder redactie van M. Barnard, L. J. van den Brom en F. de Lange
Uitgeverij: Boekencentrum, Zoetermeer, 2003
ISBN 90 239 1288 8
Pagina’s: 223
Prijs: € 16,50. Naar aanleiding van de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) verscheen de bundel ”Protestants geloven”. Is dit boek een toonbeeld van het theologische fundament van de nieuwe en tegelijk grootste Nederlandse kerk?
Waar draait het dan om? Om de betekenis van de Bijbel en van de belijdenis voor een eigentijds geloven. Daar wil de PKN immers voor staan. Het SoW-proces is vaak kil geweest, maar rond deze vragen liep de temperatuur in die veertig jaar soms hoog op. Goed dus dat theologen in dienst van de PKN zich hier presenteren!
In de PKN is bezinning op vragen rond Bijbel en belijdenis bij voorbaat spannend. F. de Lange heeft ze in de inleiding geformuleerd. Had vanouds de belijdenis niet een te groot gezag? Kan de Bijbel niet beter zonder belijdenis? Is de Bijbel geen blok aan het been van de kerk?
En dan is er de relatie tussen gereformeerden en lutheranen. En kan er duidelijkheid gegeven worden over de rol en de kerkelijke status van de Leuenberger Konkordie bij de uitleg van de confessie? Kondigt ”Protestants geloven” een nieuw confessioneel elan aan? Belijdenissen zijn immers vanouds veelzeggend. De kerk kwam er vrijmoedig mee voor de dag.
In de artikelen van L. J. van den Brom wordt wel de toon gezet. Voor hem is de belijdenis een oriëntatie op de werkelijkheid van geloven, en vooral niet een „quasi-orthodoxe maatlat om elkaars geloof de maat te nemen.” De rol van de geloofsgemeenschap lijkt ervoor te zorgen dat met de veranderingen in het gemeenschappelijke geloofsbesef ook de spreekregel voor de omgang met de Schrift van kleur kan verschieten. De historische identiteit van protestanten ligt eerder in hun „levensvorm” dan in de Bijbel. Een nogal afstandelijke benadering, zowel ten opzichte van de Reformatie als van een groot deel van die geloofsgemeenschap! Is het geloof wel een realiteit tussen God en mens? Is er wel zoiets als ”openbaring”? De werkelijke verbinding tussen gemeente en Schrift gaat toch veel dieper dan deze nogal horizontale analyse!
Spanning
De vragen van Van den Brom resoneren mee in het artikel van E. Talstra, oudtestamenticus aan de VU. Maar wat een verschil in de antwoorden! Bij zijn wetenschappelijke werk als exegeet ervaart hij de confessie niet als een blok aan het been. Integendeel, de confessie en het gezag van de bijbelteksten zijn niet vreemd aan het bijbellezen! Talstra levert een onbekommerd pleidooi voor verbondenheid met de belijdenis, een pleidooi ook om als minderheid Christus te blijven belijden. Een verfrissend, gelovig artikel van een gezaghebbend wetenschapper.
R. Roukema, de opvolger van Den Heyer als nieuwtestamenticus in Kampen I, schrijft over ”De belijdenis van Christus’ nederdaling ter helle als antwoord op een levensvraag”. Hij laat zien hoe de geloofsvoorstellingen door de eeuwen heen veranderd zijn, en dat ook nu het belijden met de vragen van vandaag te maken moet hebben. Maar - het gaat wel om de boodschap van de Schrift. En dat hebben we uit deze Kampense sector wel eens anders gehoord. Zoals ook in de bijdrage van zijn collega voor de praktische theologie, E. Jonker. Die schrijft over het verstaan en het vertolken van de bijbelse boodschap door gemeenteleden. Hij bespreekt werkvormen, waarbij de vragen: Wat vind ik? en Wat kan ik ermee? geen ogenblik worden doorbroken door die andere vraag: Wat zegt Gods Woord mij eigenlijk? Je bent maar zo weer terug bij af.
Eenheid in het lezen
In een artikel van twee vrouwelijke theologen, K. Biezeveld en A. van der Kooi, lijkt de stelling een rol te spelen dat zonde voor vrouwen iets anders is dan voor mannen, en dat bijvoorbeeld hoogmoed niet bij vrouwen past. Is zonde eigenlijk vooral mannelijk? Ik ben wel eens feministische theologie van steviger makelij tegengekomen.
G. van den Brink begint met een wijsgerige zoektocht naar de functie van de belijdenis als schil of gordel rond de kostbare kern van Gods Woord. Als overtuigd gereformeerd belijder geeft hij zinvolle handreikingen voor een gesprek binnen de PKN. De belijdenis is voor hem een geschikte bril om aan de eenheid van de Schriften recht te doen. Ik dacht wel: Zou Jonker dat niet te lastig vinden? En zitten Biezeveld en Van der Kooi daarop te wachten?
S. Schoon pleit er nuchter voor het bijbellezen van Joden en christenen vooral niet naar elkaar toe te praten. Daarin heeft hij wel een punt. Maar de eenheid van de Schrift, die bij Van den Brink bij de kern hoort, valt dan wel overboord.
Inhoud van het belijden
R. Reeling Brouwer laat zien hoe sinds Calvijns Genesiscommentaar allerlei noties over Gods schepping en de werkelijkheid wel veranderd zijn. W. Verboom ziet in de Heidelbergse Catechismus niet alleen de geloofsinhoud, maar ook de geloofservaring getekend. De manier waarop Verboom deze twee bij elkaar wil houden als afzonderlijke elementen, lijkt bijna nodig te maken ze eerst wat extra uit elkaar te trekken.
In deze bundel staan lutherse theologen aan het begin en aan het eind. M. Barnard en K. Zwanepol accentueren beiden de liturgie bij de luthersen als de plaats waar de leer functioneert. Dit is een van de momenten die leerzame mogelijkheden bieden voor wederzijdse ontmoeting.
Vaker praat men feitelijk bij voorbaat langs elkaar heen, al staan de bijdragen dan in één boek bij elkaar: deze collectie theologie levert niet zo veel op als het gaat om de vraag wat protestants geloven is. En naar ik vrees de paraplu van de PKN ook niet. Is het niet tekenend dat de Leuenberger Konkordie maar één keer wordt genoemd, door Zwanepol? En dat de hamvraag daarover niet besproken, laat staan beantwoord wordt?
Een van de leerpunten van de bundel is het bonte palet theologie in de PKN. Wie echt wil weten wat protestants geloven is, kan beter rustig de belijdenissen nog eens lezen, inclusief de Augsburgse Confessie. Zal voor de betekenis van echt protestants geloven de accolade van de PKN meer opleveren? Graag hoop ik het.