„Laat kerk zich uitspreken over homoseksualiteit”
Mag de kerk homoseksuele levensverbintenissen zegenen? Voor H. L. van der Laan, auteur van een boekje met deze vraag als titel, is het antwoord helder: „Nee, dat mag de kerk niet.” Van der Laan, lid van de Gereformeerde Kerken in Nederland, wenst zijn boekje op alle kerkenraadstafels. Ter bezinning. „Ik verlang er sterk naar dat de kerk zich duidelijk en betrouwbaar uitspreekt over homoseksualiteit.”
De afgelopen dertig jaar heeft zich in de samenleving een „bijzonder snelle” omslag voorgedaan in het denken over homoseksualiteit, constateert Van der Laan. Hij onderscheidt in dat proces vijf fasen. Het jaar 1971 betekende het einde van fase 1. Niet langer keurde de overheid homoseksualiteit af. De vijfde fase brak aan in april 2001, toen het voor homoparen mogelijk werd op het stadhuis in het huwelijk te treden.
Binnen een aantal kerken wordt al zo’n veertig jaar intensief gedebatteerd over „de hoofdvraag” of zij homoseksuele levensverbintenissen mogen goedkeuren en zo ja, of ze die mogen zegenen („de ondergeschikte vraag”). Twee kleine protestantse kerkgenootschappen, de lutherse en de remonstrantse, maakten op dit punt een volledige omslag door. De Rooms-Katholieke Kerk blijft nog altijd bij haar vroegere afkeuring. Daarnaast zijn er de kerkgenootschappen waar „aarzeling en verdeeldheid” heersen, zoals de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Nederlandse Hervormde Kerk. „Zitten zij in de gedoogfase, of in de fase van stilzwijgend goedkeuren?” vraagt Van der Laan zich af.
De auteur is „teleurgesteld” over de manier waarop de verschillende synoden met de controverse zijn omgegaan. Vorig jaar november besloot de triosynode het mogelijk te maken dat homoparen in een eventuele verenigde Samen op Weg-kerk hun levensverbintenis laten „zegenen”, mits de plaatselijke kerkenraad daartoe bereid is.
Voor kerkenraden is er, meent Van der Laan, alle reden zich ernstig op deze materie te bezinnen. „Wat moet hij doen wanneer een homopaar binnen de gemeente vraagt om een openlijke zegening van zijn verbintenis?”
Drie zaken dienen de kerkenraden zich te realiseren. „De bezinning zal veel tijd en energie kosten. Verder dient ze breed genoeg te zijn om duidelijkheid te scheppen voor álle betrokkenen - en niet alleen voor hen die in een homoseksuele relatie leven. Ten slotte moeten kerkenraden zich ervan bewust zijn dat de controverse de eenheid van de gemeente in gevaar kan brengen.”
In zijn boekje betrekt Van der Laan een „traditioneel” standpunt: homoseksueel gedrag is zonde en verandering van gerichtheid is mogelijk. „Aanhangers van de moderne optiek veronderstellen dat homoseksualiteit een normale variant is van de menselijke seksualiteit - een veronderstelling die eerst buiten de kerken werd geopperd en rond 1980 werd overgenomen door de modernen.” De auteur verwijst dan onder meer naar het in 1983 binnen de Gereformeerde Kerken verschenen rapport ”In liefde trouw zijn”.
Veel te gemakkelijk heeft een aantal kerken het moderne meerderheidsstandpunt binnengelaten, vindt Van der Laan. „En dat terwijl die visie zo’n zwakke basis heeft!” Bij de stelling dat homo’s „nu eenmaal zo geschapen zijn” en dat homoseksualiteit daarom natuurlijk en normaal is, kunnen bijvoorbeeld volgens Van der Laan op zijn minst enkele vraagtekens worden geplaatst. „Uit het werk van Exodus International, een koepelorganisatie van instellingen wereldwijd die hulp bieden aan homochristenen, maar ook uit een boek als dat van de Joodse psychiater J. Satinover blijkt duidelijk dat verandering van gerichtheid mogelijk is en vaak voorkomt. Ik raad aan het wetenschappelijk onderzoek op dit gebied nauwlettend te volgen.”
De gedachte dat de homoseksuele oriëntatie een goede gave van God is, die behoort tot de scheppingsorde, wijst de auteur als „speculatief” van de hand. „Ik kon en kan nog steeds niet begrijpen dat theologisch geschoolde aanhangers van de moderne visie geen of slechts weinig aandacht besteden aan de waarschuwingen die de Bijbel geeft in de passages over homoseksualiteit. Ik begrijp ook niet dat ze bij hun pastoraat durven uitgaan van de moderne visie.”
Van der Laan roept „traditionele” kerkenraadsleden op zich tijdens de bezinning open over hun standpunten uit te laten. Hij wijst in dat verband op de geestelijke strijd uit Efeze 6. „De strijd gaat niet tegen mensen van vlees en bloed.” Naar zijn mening moet „confrontatie in bescheidenheid” de karakteristieke houding van de „traditionelen” zijn.
Met zijn boekje, dat hij op persoonlijke titel schreef, beoogt Van der Laan de „traditionelen” argumenten in handen te geven om hun standpunt te onderbouwen. Op de voorstanders van kerkelijke zegening doet hij een appèl zich nog eens grondig te bezinnen. Drie „kritische vragen” legt hij hun voor: „Is het verantwoord voor een ambtsdrager om tegen kerkleden die een homoseksuele levensverbintenis zijn aangegaan te zeggen dat de bijbelse veroordeling van hun gedrag op hen niet van toepassing is? In de tweede plaats: Wat is uw houding tegenover hen die op bijbelse gronden in onthouding menen te moeten blijven leven? En ten derde: Erkent u dat er grote meningsverschillen zijn over de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en dat homoseksualiteit voor veel wetenschappers nog iets raadselachtigs heeft? Brengt dat u tot bescheidenheid bij pastoraat en beleid?”
De auteur schrijft er „zeer” naar te verlangen dat kerkenraden zich duidelijk over homoseksualiteit uitspreken, ook om pastorale redenen. „Als homo-kerkleden willen weten hoe God over hen denkt en zich daarom tot hun kerk wenden, wat zegt die dan?” Een definitieve uitspraak hoeft dat niet te zijn. „Ook een voorlopige uitspraak bevat een waardevolle boodschap: Wij leven met jullie mee.” Zwijgen heeft echter eveneens gevolgen: „In veel kerken wordt het vacuüm van het niet-spreken opgevuld door de moderne visie.”
Ds. A. S. Rienstra, secretaris van het Confessioneel Gereformeerd Beraad (CGB) binnen de Gereformeerde Kerken, zegt blij te zijn met het boekje van Van der Laan. Het CGB heeft inmiddels een aankondigingsbrief naar alle gereformeerde kerkenraden gestuurd. Heel wat kerkenraden hebben het boekje al besteld, zegt Rienstra. Op 6 april belegt het behoudende comité een bijeenkomst waarop ook het boekje zal worden gepresenteerd. Rienstra: „We wensen het in vele handen.”