De opmars van Mussolini in het „fakkelbespikkelde donker”
Mussolini was een wildeman die Italië aan zich onderwierp met een krant en een leger knokploegleden. Het is fascinerend om te zien hoe de populistische leider honderd jaar geleden zo makkelijk aan de macht kwam.
Over Benito Mussolini is alles wel bekend. We weten hoe deze zoon van een smid als hartstochtelijk socialist en pacifist een rijzende ster werd in de socialistische partij en opklom tot hoofdredacteur van de krant Avanti! Hoe hij zich in 1914 bekeerde tot het interventionalisme, wat leidde tot de deelname van Italië aan de Eerste Wereldoorlog. Hoe Mussolini daardoor uit de partij werd gezet, hoe hij een maand later het dagblad Il Popolo d’Italia oprichtte, dat we nu een populistische krant zouden noemen – en hoe hij nog eens tien jaar later dictator van Italië werd.
Maar dát verhaal, en dan nog alleen de jaren 1919-1924, verteld in 838 pagina’s, is andere koek. Het bijzondere van ”M”, een roman van de Italiaanse schrijver Antonio Scurati –die geen pure fictie is omdat hij gebaseerd is op (te) veel historische bronnen– is dat de opkomst van Mussolini zo schrijnend eenvoudig is geweest. Kort gezegd: Mussolini was een formidabele wildeman die Italië onderwierp met een krant en een leger knokploegleden.
Het begin van zijn opmars, en het begin van het boek, is op 23 maart 1919. Mussolini richt de Fasci di combattimento op, een bundel(ing) (”fascio”) van vooral teleurgestelde oorlogsveteranen, de „ontevreden kinderen van de oorlog.” Italië had de Eerste Wereldoorlog gewonnen, maar wat achterbleef was de woede van de nederlaag. Italië werd nauwelijks bedeeld bij de vredesbesprekingen in Versailles.
Het programma van de ”fasci” ligt in het woord ”combattimento”, strijd. De fascisten gebruiken bruut geweld. Het is vooral gericht tegen de dreigende bolsjewistische revolutie. Die revolutie staat voor de deur.
Stakingen
In november 1919 winnen de socialisten de verkiezingen. Dat jaar wordt gekenmerkt door massale stakingen in Noord-Italië en nemen landwerkers en fabrieksarbeiders hier en daar het bestuur over van de eigenaren. Er heerst chaos, de economie zakt weg, de politiek is onmachtig. „In Italië is een man nodig die deze krankzinnige run naar zelfmoord een halt toeroept. Laat deze man opstaan en hij krijgt unanieme instemming van het land”, verwoordt een krant in 1920 het idee van veel landeigenaren, industriëlen en een toenemend aantal middenstanders.
De omschrijving past precies bij Mussolini. Zijn knokploegen, de zwarthemden (zo genoemd wegens de kleur van hun tenue), beginnen het platteland van de ‘rode’ gewesten in Noord-Italië te terroriseren. Vooral in het weekend trekken de „knuppelaars”, zoals de Nederlandse vertaler van Scurati zo treffend schrijft, er met vrachtwagens op uit. „De vrachtwagen, een oorlogsrestant, is vertrokken vanuit Ferrara. (…) Zes mannen zitten in de open bak. (…) Nadat ze het boerenerf oprijden, omsingelen ze het huis en roepen een naam. (…) De bondsleider neemt via een achterdeurtje de vlucht. (…) Dan hoort hij de doodsbange kreten van zijn vrouw en dochters en keert hij om. (…) Ze zetten hem tegen de muur, zijn vrouw en kinderen worden naar buiten gehaald om ooggetuige te zijn. (…) De knokploegleden richten hun wapens. Ze openen het vuur, maar de bondsleider staat nog overeind. Het is een zogenaamde executie. De echtgenote barst van opluchting in snikken uit. (…) Maar dan zwaait een man met de metalen knuppel en treft de bondsleider op zijn schedel. (…) De leider van de moordenaars haalt een revolver tevoorschijn en schiet daarmee de stervende in de rug.”
Burgeroorlog
Het geweld tussen fascisten en socialisten, die ook hun mannetje staan, is aan de orde van de dag. Feitelijk heerst er in Italië een burgeroorlog. Die situatie weet Mussolini als beste uit te buiten. In oktober 1922 organiseert hij de Mars op Rome, waarbij zo’n 20.000 zwarthemden te voet naar Rome gaan (Mussolini zelf neemt de trein) om de zwakke koning te dwingen hun leider uit te roepen tot premier, ook al heeft Mussolini’s partij niet meer dan 7 procent van het electoraat achter zich.
Een serieuze staat zou het hele stel hebben laten oppakken. Het kan toch niet zo zijn dat een partij met afgevaardigden in de Kamer over een gewapende militie beschikt? Maar in de zwakke staat die Italië is, heerst de angst, en misschien ook wel de hoop dat het met Mussolini over is met de chaos.
In 1924 winnen de fascisten (dankzij een genereuze kieswet) de verkiezingen. Daarna is de dictatuur binnen handbereik. Daarvoor moet wel eerst een hobbel worden genomen. In het boek komen behalve Mussolini ook andere hoofdrolspelers aan het woord, met name Giacomo Matteotti en Amerigo Dumini. De eerste is een rechtschapen, gematigde socialist met compromitterende informatie over Mussolini, de tweede een „hoofdknuppelaar.”
In de zomer wordt Matteotti in Rome vermoord door Dumini en zijn handlangers. Het land is geschokt. Even lijkt het erop dat het over is met Mussolini, maar hij kan er zich door zwakte van de oppositie toch uitredden. In een rede voor het parlement op 3 januari 1925 neemt hij de verantwoordelijkheid op zich voor het fascistische geweld.
Bronnen
Met deze rede eindigt het boek. Het bestaat uit korte hoofstukken, meestal gevolgd door historische documenten alsof de lezer er –onnodig– van moet worden overtuigd dat de romantekst gebaseerd is op bronnen. De tekst is soepel geschreven, ook al zijn de zinnen soms heel (dertien regels) lang. De vertaling leest lekker, de uitdrukkingen zijn origineel. Zo is het „fakkelbespikkelde donker” een uitdrukking om een puntje aan te zuigen. Het drukt ook mooi de opmars van Mussolini uit.
Boekgegevens
M. De zoon van de eeuw, Antonio Scurati; uitg. Podium; 851 blz.; € 35,-