Baptistentheoloog Van der Leer: Geloofsdoop niet meer ten koste van kinderdoop
De baptisten in Nederland ontwikkelden zich van een opwekkingsbeweging naar een gevestigde kerk. De geloofsdoop is voor hen onopgeefbaar, maar wordt niet meer zo ten koste van de kinderdoop geleerd, zegt baptistentheoloog Teun van der Leer.
Deze vrijdag, 15 mei, is het 175 jaar geleden dat de eerste baptistengemeente in Nederland werd gesticht. De voormalige hervormde predikant Johannes Elias Feisser (1805-1865) werd samen met zes van zijn volgelingen gedoopt in een kanaal in het Drentse Gasselternijveen, wat het begin van het Nederlandse baptisme inluidde.
Onder de titel ”Terug naar de toekomst. 175 jaar baptisme in Nederland in tien portretten” (uitg. Unie van Baptistengemeenten in Nederland) worden aan de hand van tien biografieën enkele markante hoofdmomenten uit het baptisme in Nederland belicht. Met de titel willen de auteurs aangeven dat zij hun traditie zien als gesprekspartner op weg naar de toekomst. „Wie vooruit wil, moet weten waar hij vandaan komt en wie met anderen op wil trekken, moet weten wie hij zelf is”, schrijft Arjen Stellingwerf, die samen met Teun van der Leer de redactie verzorgde. Traditie is niet een dwangbuis, maar een spiegel, een lens, waarbij die traditie altijd kritisch bevraagd mag en moet worden.
De bundel portretteert tien personen uit de negentiende en twintigste eeuw die het gezicht van het baptisme hebben gekleurd. Ze laten zien hoe de baptisten zich keerden tegen de traditionele kerken, zich toelegden op zending (China, Afrika) en evangelisatie (Jan de Liefde), en uiteindelijk ook de academische vorming (Jannes Reiling en Olof de Vries) ontdekten. Drie theologen buiten de baptistische traditie –Erik de Boer (Kampen), Marco Wittenberg (CAMA) en Jack Barentsen (ETF, Leuven)– becommentariëren de bundel.
Feisser
Het begon allemaal met Johannes Elias Feisser, die als hervormd predikant onder de invloed kwam van de Nadere Reformatie en de daarin aanwezige nadruk op de Heilige Geest, wedergeboorte en heiliging. Hij kreeg moeite met het toelaten van mensen aan het avondmaal die niet de tekenen van de wedergeboorte vertoonden. Feisser beschouwde de kinderdoop als een tegenstrijdigheid van het calvinisme. Alleen als je mensen op geloof doopt, kun je zeker weten dat zij de Geest hebben.
Stellingwerf vraagt zich in zijn bijdrage over Feisser echter af of hij de vader van het Nederlandse baptisme moet worden genoemd. Zijn nadruk op de gemeente als gemeente van gelovigen, is voluit baptistisch, maar Feisser toonde weinig of geen interesse voor missie of evangelisatie. Dat laatste zou door Jan de Liefde in de Nederlandse baptistenbeweging geïntroduceerd worden, hoewel deze zelf nooit met zijn hele hart betrokken zou raken bij de baptistenbeweging. De doopsgezinde predikant had niet alleen weinig op met de bestaande kerken, maar ook met de relatie tussen doop en gemeentevorming. Hem stond een vrije kerk voor ogen die slechts een orde en dooppraktijk gebruikte ten behoeve van evangelisatie.
De Liefde stichtte in Amsterdam in 1853 de evangelistenschool Bethanië, in 1855 de vereniging Tot Heil des Volks (voor evangelisch maatschappelijk werk) en in 1856 de eerste Vrije Evangelische Gemeente. De Liefde keerde het prille baptisme de rug toe; hij vond de baptisten te drammerig en te wettisch met hun superieur geachte doopvisie, aldus Henk Bakker in een bijdrage over De Liefde. Zij hadden daarmee ook iets sektarisch, alsof alléén zij het zuivere geweten van kerk en theologie waren.
Hendrikadius Zwaantinus Kloekers (1828-1893) was de eerste Unieleider in 1881. Hij had een afkeer van het Duitse calvinisme met zijn verkiezingsleer en stond meer op de Engelse lijn van onafhankelijke gemeenten zonder belijdenis, „behalve die van het lidmaatschap van Christus.” Hij verbond volgens Van der Leer het zendingsvuur van De Liefde met een duidelijke baptistische gemeentevisie, die ruim een eeuw lang de Uniegemeenten stevigheid en structuur bood. Nog altijd bepaalt het baptisten bij de opdracht om een stevige kerkleer en een gedegen dooptheologie overeind te houden, aldus Van der Leer, docent aan het Baptisten Seminarium.
De geloofsdoop is niet meer absolute voorwaarde voor toetreding tot de gemeente?
„Er zijn nog veel gemeenten die dat wél vinden. Wanneer we uitgaan van een gemeente van gelovigen, die samen verantwoordelijkheid dragen voor de navolging van Christus, dan kom je uit bij de geloofsdoop. Maar we zullen de kinderdoop en de kerk die deze voorstaat niet meer als een valse kerk afschrijven. We zijn nu katholieker gaan denken over het geloof en zijn meer in gesprek met andere geloofstradities over de doop. Baptisten zijn begonnen als een opwekkingsbeweging. Dat betekent dat je je in het begin gaat profileren, tegen de kerk en de traditie. De geloofsdoop is nu een innerlijke zelfovertuiging geworden die niet ten koste hoeft te gaan van de kinderdoop, al blijven we die zien als een invalide, tekortschietende doop.”
De boekpresentatie, om 19.00 uur, is te volgen via baptisten.nl/br15. Daarop is ook het boek te bestellen.