Kleinschalige energieprojecten stimuleren
De overheid frustreert nog te vaak initiatieven van particulieren of bedrijven die duurzame energie willen toepassen, schrijven ir. Rob Smit en ir. Gert Harm ten Bolscher. Kleinschalige projecten worden aan de kant geschoven, terwijl die juist erg belangrijk zijn voor de houding van de maatschappij ten aanzien van duurzame energie.
Nederland heeft zich gecommitteerd aan de Kyoto-doelstellingen om de uitstoot van het broeikasgas CO2 terug te dringen. Daarnaast worden energiebesparing en benutting van duurzame energiebronnen, zoals zon en wind, vanuit economische overwegingen steeds belangrijker. De wereldwijde energievraag blijft groeien, terwijl oliebedrijven de bewezen olie- en gasreserves afboeken. Daarmee is er sprake van een trendbreuk. Tegelijkertijd zorgen spanningen in het Midden-Oosten voor een forse stijging van de energiekosten. Voortekenen van een nieuwe energiecrisis? Dat vraagt om een adequaat overheidsbeleid.
Zwalkend
Voor het bereiken van de Kyoto-doelstellingen en een vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen uit instabiele regio’s is de overheid voor een flink deel afhankelijk van het bedrijfsleven en van particulieren. Initiatieven van deze actoren worden echter regelmatig gefrustreerd door diezelfde overheid. Denk bijvoorbeeld aan het zwalkende subsidiebeleid, waardoor bedrijven en burgers niet de zekerheid hebben dat ze straks ook daadwerkelijk gebruik kunnen maken van een subsidieregeling. Het blijft altijd de vraag of die subsidie nog van kracht is op het moment dat de investering wordt gedaan.
De ervaring leert dat dit beleid bedrijven en particulieren onzeker maakt, waardoor kansen voor de toepassing van duurzame energie (opgewekt met zon of wind) niet benut worden. Het recentste voorbeeld hiervan is het voorstel van staatssecretaris Wijn van Financiën om voor windturbines de energie-investeringsaftrek (EIA) aan te passen door een maximumbedrag per kilowatt geïnstalleerd vermogen aan windenergie vast te stellen. Uitvoering van dit voorstel betekent de nekslag voor de kleine windturbines in de gebouwde omgeving, een nieuwe loot aan de duurzaamheidsboom.
Oer-Hollands
Met kleine windturbines (”urban windturbines”) is het mogelijk om binnen de gebouwde omgeving zelf elektriciteit op te wekken. Dit is een vorm van duurzame energieopwekking achter de (elektriciteits)meter. De opgewekte elektriciteit wordt in eerste instantie benut voor eigen gebruik; een eventueel overschot wordt aan het openbare net geleverd. Dit in tegenstelling tot de bekende grote windturbines, die de opgewekte elektriciteit rechtstreeks aan het openbare elektriciteitsnet leveren. De kleine windturbines kunnen geplaatst worden op hoge flats of kantoorgebouwen of solitair op een boerenerf. In Nederland zijn reeds op een aantal locaties dergelijke windenergiesystemen geplaatst.
Uit onderzoek blijkt dat het effect op de omgeving (geluid, hinder van slagschaduw, trillingen) verwaarloosbaar is. In tegenstelling tot de grote windturbines is er bij urban windturbines eerder sprake van het wimby-effect (”welcome in my backyard”) dan van het nimby-principe (”not in my backyard”), zo leren de ervaringen tot nu toe. De kleine windturbines bieden de mogelijkheid om een oer-Hollands fenomeen als de windmolen weer een eigen plaats te geven in een stedelijke omgeving, dus daar waar de elektriciteit gebruikt wordt. De huidige status is dat het Nederlandse bedrijfsleven wereldwijd gezien een toonaangevende positie inneemt bij de ontwikkeling en productie van urban windturbines.
Bewustwording
Duurzame energie achter de meter (DEAM) is belangrijk om duurzaamheid zichtbaar en tastbaar te maken. Met DEAM wordt het mogelijk om zelf een actieve bijdrage aan de ’verduurzaming’ van de energievoorziening te leveren. Er treedt bewustwording op volgens de slogan ”Een beter milieu begint bij jezelf”. Dit besef bij particulieren en het bedrijfsleven heeft de overheid mede nodig om te komen tot realisatie van haar klimaatdoelstellingen.
Het huidige beleid van de overheid is gericht op grote stappen, snel thuis. Grote zogenaamde PV-projecten of grote windprojecten kunnen gebruikmaken van de MEP-subsidie, een regeling die een krachtige en kosteneffectieve stimulering wil geven aan de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie. Kleinschalige PV-projecten en urban windturbines worden (onbedoeld?) door de overheid aan de kant geschoven, terwijl dergelijke projecten erg belangrijk zijn voor de houding van de maatschappij ten aanzien van duurzame energie. En dus voor de realisatie van de Kyoto-doelstellingen door de overheid en het verkrijgen van meer onafhankelijkheid op de mondiale energiemarkt.
De overheid is bezig om DEAM-opties uit te bannen. PV-systemen (zogenaamde zonnecellen) zijn nog duur in aanschaf. Inherent aan de kleinschaligheid van DEAM-opties is dat de duurzaam opgewekte hoeveelheid elektriciteit relatief gering is. Dit betekent dat het niet rendabel wordt om te investeren in PV-systemen en wordt het logisch om als overheid bij te springen met subsidie. Echter, de energiepremieregeling die door particulieren benut kon worden voor onder andere investeringen in duurzame energiemaatregelen, is ter ziele. En er is nog steeds onduidelijkheid over een mogelijk vervolg.
Bezinning
Hetzelfde dreigt nu te gaan gebeuren met urban windturbines. Momenteel heeft een profitorganisatie de mogelijkheid energie-investeringsaftrek (EIA) aan te vragen over het investeringsbedrag. Staatssecretaris Wijn heeft echter aangegeven dit aan te willen passen. In antwoord op schriftelijke vragen van de kamerleden Samson en Heemskerk schrijft Wijn in zijn brief van 31 augustus 2004 dat „een aanpassing van de EIA-regeling wenselijk is, in die zin dat een maximumbedrag per kW geïnstalleerd vermogen aan windenergie wordt vastgesteld waarover EIA kan worden geclaimd.” Urban windturbines hebben een opgesteld vermogen van 3 tot hooguit 100 kW. Tel uit je winst!?
De vragen van beide kamerleden zijn gesteld naar aanleiding van een mogelijk onterecht gebruik van de EIA door een ontwikkelaar van grootschalige windparken. In onze optiek moet een stimuleringsregeling dat doen waarvoor deze in het leven is geroepen: stimuleren dat duurdere maar milieuvriendelijke technieken toegepast worden, omdat dankzij de subsidie een acceptabele terugverdientijd ontstaat.
Daarmee wordt de toepassing van een nieuwe techniek over een kritische drempel geholpen. De systemen zullen goedkoper worden en daardoor een bredere toepassing krijgen. Op dat moment kan een stimuleringsregeling vervallen. Een stimuleringsregeling moet niet gebruikt worden om de investeerders een financiële injectie te geven die niet meer in verhouding staat tot de doelstelling van de regeling. Regelmatige herbezinning is daarom gewenst. Alleen moet voorkomen worden dat het kind met het badwater wordt weggegooid.
Daadkracht
Het voorstel van Wijn, dat erop gericht is onterecht gebruik van overheidsmiddelen tegen te gaan, kan anders, waarbij ook urban windturbines nog een kans krijgen om tot volwaardige DEAM-optie uit te groeien. Houd de EIA-regeling voor windturbines, die achter de meter geplaatst kunnen worden, intact, waarbij dus het investeringsbedrag opgevoerd kan worden voor het fiscale voordeel via de EIA. Voor grootschalige windturbineprojecten, dus duurzame energie voor de meter, kan het voorstel van de staatssecretaris worden uitgevoerd, mits het zo ingericht wordt dat terecht gebruik niet gefrustreerd wordt en onterecht gebruik wordt tegengegaan.
Een consistent en adequaat stimuleringsbeleid voor duurzame energiesystemen levert voor groot en klein een forse bijdrage aan een beter milieu en tegelijk aan het proces om de afhankelijkheid van olie uit instabiele regio’s te verminderen. Dat vraagt wel om een realistische benadering van de problematiek in combinatie met daadkracht bij de politiek.
De auteurs zijn werkzaam bij DWA installatie- en energieadvies in Rijssen, een raadgevend ingenieursbureau op het gebied van (duurzame) energie binnen de gebouwde omgeving.