SSNR op zoek naar breder publiek
Een vernieuwing van het Documentatieblad van de Stichting Studie Nadere Reformatie moet ervoor zorgen dat de SSNR een groter publiek bereikt. Wat voorzitter dr. W. J. op ’t Hof betreft, gaat dit ook gepaard met verbreding van het onderzoeksterrein naar het piëtisme in de internationale context. De studiedag over het piëtisme zaterdag met Duitse sprekers is er een bewijs van. De wintercursus van de SSNR start binnenkort voor de tiende keer.
De SSNR heeft sinds de oprichting in 1983 heel wat bekendheid gekregen. Maar nog te weinig, vinden de bestuursleden dr. Op ’t Hof en dr. R. Bisschop. Een recente roep om vernieuwing kwam van „jonge onderzoekers”, zegt dr. Op ’t Hof. Zij willen dat het bestaande Documentatieblad aantrekkelijker wordt, zonder dat dit ten koste gaat van het wetenschappelijk niveau.
Verder besloot de huidige drukker onlangs om te stoppen met de uitgave van het orgaan en viel de beslissing om de nieuwsbrief van de SSNR niet meer afzonderlijk uit te brengen. De redactie onderging ook veranderingen. Drs. A. Ros gaf aan te willen stoppen; in diens plaats komt nu dr. A. Goudriaan. Prof. dr. F. A. van Lieburg, dr. Op ’t Hof en dr. Goudriaan vormen nu de kernredactie. In het blad nieuwe stijl verschijnen voortaan ook interviews. Het eerste interview is met de nu ernstig zieke prof. C. Graafland.
Dr. Op ’t Hof: „Velen zijn geïnteresseerd in het Documentatieblad, vooral als het om themanummers gaat, maar men ervaart kennelijk toch ergens een drempel om abonnee te worden. Er zijn nu 400 abonnees. Dat is redelijk goed, vergeleken met zwaar gesubsidieerde theologische tijdschriften. De kracht van het blad is dat het academisch niveau heeft, maar evengoed de geïnteresseerde leek aanspreekt.”
De SSNR maakt zich sterk voor verder bibliografisch onderzoek. Het bibliografisch project van drs. F. W. Huisman, drie jaar geleden voor het eerst in boekvorm verschenen, wordt nu digitaal uitgewerkt. Een voortgaande indexering moet het onderzoek naar onderwerpen of geografische regio’s vergemakkelijken. „De reprints via uitgever De Schatkamer lopen ook goed. De drie delen van alle werken van Perkins, onlangs uitgegeven, zijn binnenkort aan een tweede druk toe. Er zit progressie in.”
De interesse in het erfgoed van de Nadere Reformatie groeit, zo constateert dr. Bisschop aan de vooravond van de tiende wintercursus van de SSNR. Afwisselend in Veenendaal en Gouda (en wellicht nog eens in Zeeland, zo oppert hij als wens) passeren personen en thema’s uit de Nadere Reformatie de revue. Het aantal cursisten is gegroeid tot zo’n 200. „Het is een gemêleerd gezelschap met een opleidingsniveau van lagere school tot en met universiteit. Kenmerkend voor alle cursisten is dat ze geïnteresseerd zijn in hun eigen erfgoed. Sommigen ervaren een cursusdag ook als een voorbereiding voor de zondag. Je merkt soms dat de extra aangereikte stof de dag erna nog eens in alle rust doorgenomen is. Dát voedt, meer dan allerlei actuele strijdvragen op het kerkelijke erf. De aanwezigen vragen de lectores ook zelden hoe zij over actuele vraagstukken denken, wel hoe de betreffende oudvader die zij behandelen erover heeft nagedacht.”
De belangstelling voor de oudvaders blijft ondertussen wel voorbehouden aan een select publiek. Binnen de kleinere reformatorische kerken is wel interesse, constateert de SSNR-voorzitter, „maar daar komt men weinig aan onderzoek toe. Ter linkerzijde is men doorgaans de eigen wortels ontgroeid. Toch zie je altijd weer jongeren die meer willen weten van een bepaald onderwerp. Je ziet echter ook dat het aandeel theologen kleiner wordt. Ik juich zeker toe dat er meer aandacht komt voor de historische, sociologische en tot op zekere hoogte ook de psychologische aspecten van de Nadere Reformatie, maar er zouden wat mij betreft meer theologen bij mogen komen. Het onderzoek van de Nadere Reformatie staat historisch-theologisch nog in de kinderschoenen. Het database-onderzoek op bibliografisch terrein van de SSNR biedt weliswaar veel mogelijkheden, maar er is te weinig mankracht om een en ander grondig uit te werken.”
Op ’t Hof bepleit een verdergaand onderzoek naar de wisselwerking tussen Nadere Reformatie, het puritanisme en het Duitse piëtisme. „De artikelen in het Documentatieblad zullen voorzien worden van een Engelse samenvatting. Van Lieburg en ik proberen er alles aan te doen om te laten zien dat de Nadere Reformatie onderdeel is van een groter geheel van gereformeerd piëtisme wereldwijd. Het piëtisme en het puritanisme gaan terug op dezelfde ”pietas”, op dezelfde vroomheid. Daarom is het interessant om de inhoudelijke analogieën en historische verbanden verder te onderzoeken.”
De vraag of de Nadere Reformatie een verdieping of een afwijking van de Reformatie is, houdt de bestuursleden ook bezig. Dr. Op ’t Hof maakt er geen geheim van dat de Nadere Reformatie bij hem een pré heeft boven de Reformatie. Hij geeft toe dat dat een reactie is op de negatieve houding ten opzichte van de Nadere Reformatie die hij waarnam tijdens zijn theologiestudie in Utrecht. „Ik waardeer in deze stroming vooral de grote aandacht voor het bevindelijke leven en het perspectief van de heiliging.”
Dr. Bisschop: „Het is niet goed om beide stromingen tegen elkaar uit te spelen. Ze vormen verschillende fasen in één traject. In de oriëntatie op de Reformatie en de Nadere Reformatie gaat het om onze eigen bronnen. ”Ad fontes”, zou ik zeggen, terug naar de bronnen. We doen niet aan hagiografie, maar willen oudvaders onbevooroordeeld onderzoeken en daarbij ook allerlei aanslibsels in latere tijden nuchter bezien. De meerwaarde van de Nadere Reformatie zou ik vooral willen zien in het brede perspectief van de levensheiliging.”
Op ’t Hof: „Ik lees toch liever een preek van Teellinck dan van Calvijn. Maar ik heb er ook nooit een geheim van gemaakt dat ik de wortels van de Nadere Reformatie zoek tot in de Middeleeuwen. Onze ingewanden zijn niet nauw.”