Muziek

Recensie: In orgelmonografie wordt historie ”aristocraat” Amsterdam nog niet helemaal opgehelderd

De aristocraat onder onze historische orgels. Zo noemde Feike Asma ooit het Vater/Müllerorgel van de Oude Kerk in Amsterdam. De geschiedenis van de orgels van deze beroemde kerk wordt in een orgelmonografie van WalburgPers uitgebreid beschreven. Maar niet alles wordt opgehelderd.

A. M. Alblas
21 April 2020 08:31Gewijzigd op 16 November 2020 18:59
Het hoofdorgel in de Oude Kerk van Amsterdam. beeld Maarten Nauw
Het hoofdorgel in de Oude Kerk van Amsterdam. beeld Maarten Nauw

In twee lezenswaardige hoofdstukken beschrijft Rogér van Dijk de geschiedenis van de voorganger van het Vater/Müllerorgel –het instrument van Niehoff uit 1545, dat door Jan Pieterszoon Sweelinck werd bespeeld– en de historie van de koororgels van de Oude Kerk. Daarvoor is veel archiefonderzoek verricht.

Het hoofdstuk over de geschiedenis van het Vater/Müllerorgel borduurt hoofdzakelijk voort op de publicaties uit het verleden van de roemruchte Amsterdamse kunstenares en archivaris Bep Bijtelaar (1898-1978).

De beschouwingen over het tot stand komen van het Oude Kerksorgel in 1724, de rol daarin van Christian Müller (bouwer van het orgel in de Bavo in Haarlem in 1738) en de vergelijking met andere stadorgels die rond deze tijd zijn gebouwd, zijn in de monografie nogal speculatief.

Mythe

Wie in het boek meer over Christian Vater te weten hoopte te komen, wordt teleurgesteld. Dat is frappant, want er is de laatste jaren veel over Vater aan het licht gekomen. Aan deze orgelmaker en de bouw van het orgel worden in de monografie amper vijftien pagina’s gewijd.

Curieus is ook dat de mythe van Bep Bijtelaar, dat Christian Vater slecht werk had geleverd, in de lucht blijft hangen. Heeft Klaas Bolt in 1979 al niet gesteld dat de gebreken aan het Vaterorgel die Johann Caspar Müller in 1738 opsomde –het orgel was toen wegens verzakking van de toren gedemonteerd– twijfelachtig zijn en dat juist het werk van de onbekende Johann Caspar Müller in 1742 onbevredigend was, mede door de zware en taaie speelaard? Waarom blijven we daar in de monografie onwetend van?

Restauratieplannen

Vanaf 1955 is er gedebatteerd over de vraag hoe het orgel van de Oude Kerk zou moeten worden gerestaureerd. Moest het instrument worden teruggebracht naar de staat van 1742, of moest het blijven zoals het was?

Gert Eijkelboom noemt het een „een beladen restauratiedebat.” Inderdaad werd er soms scherp gepolariseerd. Met name bij Feike Asma en zijn volgelingen ging het vaak van dik hout zaagt men planken. Opponenten als Gustav Leonhardt werden door hem weggezet als „miserabel” en „orgelavonturiers.” De monografie lijkt dit debat soms niet helemaal met de vereiste afstand weer te geven.

Göteborg

Na minder geslaagde deelrestauraties door orgelmaker Blank in 1980 en 1987 betrekt de toenmalige rijksorgeladviseur Onno Wiersma orgelmaker Henk van Eeken –toen nog te Leusden en vanaf 1996 te Herwijnen– bij het orgel. Nadat Van Eeken het orgel in 2000 integraal schoon heeft gemaakt en vervolgens in onderhoud heeft, ontwikkelen de orgeladviseurs van de Oude Kerk, Gustav Leonhardt en Jacques van Oortmerssen, een restauratieplan waarin recent wetenschappelijk onderzoek van de universiteit van Göteborg en het Göteborg Organ Art Center (GOArt) een belangrijke rol speelt.

Het orgel zou eerst uitgebreid moeten worden gedocumenteerd, volgens in Göteborg ontwikkelde protocollen. Met behulp van historische materialen en historische technieken zouden replica’s van orgelpijpen van Vater en Müller moeten worden gemaakt. Vervolgens zouden de door latere orgelbouwers ondergane wijzigingen inzichtelijk kunnen worden gemaakt, waarmee experimenten aan historische orgelpijpen zouden worden voorkomen.

Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zou kunnen worden bepaald of latere wijzigingen van het orgel zinvol teruggedraaid konden worden en naar welke bouwfase het orgel terug zou kunnen worden gerestaureerd.

Subsidie

In maart 2004 blijkt organist Matteo Imbruno samen met Henk Verhoef en rijksorgeladviseur Rudi van Straten het orgel te onderzoeken. De orgeladviseurs van de Oude Kerk weten daar niets van. De rijksorgeladviseur adviseert vervolgens een beperkte restauratie, met verbetering van de mechaniek en optimalisering van het bestaande klankbeeld. Hij stelt déze restauratie subsidiabel en stelt de Oude Kerk daarbij publicatie van een orgelmonografie in het vooruitzicht.

Het door Leonhardt en Van Oortmerssen geadviseerde onderzoek van het instrument wordt van tafel geveegd en de Stichting Oude Kerk kiest voor de ”oplossing Van Straten”. De als orgeldeskundige toen nauwelijks bekende Henk Verhoef wordt tot adviseur benoemd. Daarmee worden Leonhardt en Van Oortmerssen gediskwalificeerd; zij trekken dan ook hun conclusie.

Restauratie

Vervolgens wordt de restauratie van het orgel gegund aan orgelmakerij Reil uit Heerde. Het duurt tot 2015 voordat deze aan de klus begint. Door het veranderde gebruik van de Oude Kerk is het gebouw steeds minder voor het werk aan het orgel beschikbaar en moet Reil steeds meer uitwijken naar de avond, de nacht of de vroege ochtend.

Tegen alle adviezen in bepaalt de directeur-bestuurder van de Oude Kerk, Jacqueline Grandjean, in september 2018 dat de restauratie voltooid is, terwijl Reil er nog lang niet klaar mee is. Het leidt ertoe dat orgeladviseur Henk Verhoef zijn werk opschort.

Uiteindelijk wordt de ”aristocraat” op 11 mei 2019 feestelijk in gebruik genomen.

Nevelen

Opmerkelijk is dat Verhoef in november 2019 op zijn Facebookpagina schrijft dat er na zijn terugtreden schokbalgjes in het orgel zijn toegevoegd, dat er tegen alle afspraken in pijpen zijn verlengd en dat hij „met regelmaat klachten van spelers en luisteraars over de wind, de stemming en de klankkwaliteit” hoort. De SGP stelt zelfs Kamervragen.

In de orgelmonografie blijft dit alles in nevelen gehuld.

Schaduw

Na het lezen van dit boek blijft de vraag hangen hoe serieus het orgel zelf is genomen. Veel belangrijke verantwoording ontbreekt. De technische bijlagen beperken zich hoofdzakelijk tot documentatie uit het verleden van mr. Arie Bouman en Bas Blank. Afgezien van enkele notities van orgelmaker Han Reil ontbreekt een volledig actueel overzicht van de mensuren van het pijpwerk, zoals in voorgaande orgelmonografieën.

Jammer is ook dat de monografie soms net iets te veel de indruk wekt dat Feike Asma en de zijnen het uiteindelijk bij het juiste eind hebben gehad. De tijd zal leren of dat zo is. De klachten over het orgel die voormalig orgeladviseur Verhoef nota bene zelf vermeldt, lijken in elk geval hun schaduw vooruit te werpen.

De aristocraat onder onze historische orgels. De orgels van de Oude Kerk te Amsterdam, Gert Eijkelboom (red.); uitg. WalburgPers; 575 blz.; € 49,95

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer