Buitenland

Geen Nederlanders op prestigieuze posten in EP

Nederland mag dan een zware portefeuille hebben bemachtigd binnen de Europese Commissie, bij de verdeling van de prestigieuze posten in het Europees Parlement lijken de afgevaardigden uit ons land er bekaaid te zijn afgekomen. Toch hoor je de meesten niet mopperen.

A. A. C. de Rooij
16 September 2004 10:53Gewijzigd op 14 November 2020 01:38

Nadat eerder in Brussel de beraadslagingen in de diverse commissies uit het EP al waren hervat, kwamen de volksvertegenwoordigers deze week in Straatsburg voor de eerste maal na de vakantie plenair bijeen. In de voorbije maanden stonden de vergaderactiviteiten als gevolg van de verkiezingen van afgelopen juni op een laag pitje. Maar thans vraagt het ’normale’ werk weer de volle aandacht. En daarbij is het voor iedereen even wennen. Zo heeft de vijfjaarlijkse gang naar de stembus geleid tot een ingrijpende herschikking van de personele invulling van allerlei functies.

Wie het uiteindelijke resultaat daarvan bekijkt, constateert dat de Nederlanders vrijwel onzichtbaar zijn. Niemand uit de 27 leden omvattende delegatie zit in het vijftien leden tellende presidium van het EP, geen van hen is voorzitter van een van de 22 commissies of van een van de zeven politieke groeperingen. En dat hoewel zij toch staan aangeschreven als hardwerkende en kwalitatief goede parlementariërs.

In het overzicht treffen we alleen Van den Berg (PvdA) aan als een van de ondervoorzitters van de commissie ontwikkelingssamenwerking en Mulder (VVD) en Blokland (ChristenUnie-SGP) in dezelfde rol binnen respectievelijk de begrotingscommissie en de commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. Verder behoort Wiersma (PvdA) tot de zeven vice-voorzitters van de fractie van de sociaal-democraten.

In de vorige periode was Bouwman (GroenLinks) voorzitter van de commissie sociale zaken en had Wiebenga (VVD) tot zijn vertrek uit het EP zitting in het presidium. Maar ditmaal ontbreekt Nederland in het voorste gelid.

Het vormt daarmee overigens geen uitzondering. Het beeld dringt zich op dat de grootmachten bij de toewijzingen zeer goed voor zichzelf hebben gezorgd. Van de voorzitterschappen van de commissies zijn er zeventien naar Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Spanje gegaan. Polen deed als nieuweling eveneens goede zaken door er twee in de wacht te slepen. De resterende drie zijn voor Griekenland, Hongarije en Slovenië. In het presidium eisen de vijf grote ’oude’ partners elf zetels op. Polen bezet er twee, Griekenland en Tsjechië elk een.

„Zeer te betreuren, want je invloed hangt toch mede af van de posities die je bekleedt”, zegt aanvoerder Maaten van de VVD in het EP over de uitkomst voor Nederland. Helemaal verbazingwekkend is de magere oogst overigens niet. De uitbreiding van de Unie heeft de spoeling nu eenmaal dunner gemaakt. Het Nederlandse aandeel in het zetelaantal zakte van 31 van de 626 naar 27 van de 730.

Evenals zijn collega’s benadrukt Maaten dat het in dit verband gehanteerde systeem een uitslag als de huidige bevordert. De verdeling van de posten vindt, conform een door de Belgische wiskundige d’Hondt ontwikkelde methode, in eerste instantie plaats langs de lijnen van de politieke stromingen. Hun omvang bepaalt daarbij de rangorde. Vervolgens beslist een afzonderlijke fractie intern, ook veelal op basis van hetzelfde rekenmodel, welk in haar midden vertegenwoordigd land iemand kandideert voor een verworven post. Als de VVD bij de verkiezingen één zetel meer had veroverd, was zij in die benadering, zo vertelt Maaten, aan de beurt geweest om een commissievoorzitter te leveren. Nu moet zij genoegen nemen met een ondervoorzitter.

Maar het is niet alleen een technische kwestie van optellen en aftrekken. Er wordt wel degelijk ook onderhandeld en uitgeruild. „Je kunt door het mechanisme van d’Hondt heenfietsen als je beschikt over ervaring, gezag en goede contacten”, meent Lagendijk van GroenLinks. Hij weet waarover hij praat. Zijn partijgenote Buitenweg maakte kans op een zetel in het presidium, maar de groenen gaven er de voorkeur aan Lagendijk te handhaven als leider van de EP-delegatie die de betrekkingen met Turkije onderhoudt. „Een interessante job, die veel publiciteit verschaft”, aldus laatstgenoemde.

Blokland is de komende jaren als oudste van de 27 landgenoten de zogenaamde deken van de nationale delegatie. In die hoedanigheid regelt hij bijvoorbeeld de afspraken voor gemeenschappelijke activiteiten. De Nederlandse inbreng is volgens hem geen onderwerp van onderling overleg geweest. Wel herinnert hij zich uit het verleden een gesprek over een gezamenlijke inzet om iemand in het presidium van het Parlement verkozen te krijgen. „Ik heb toen duidelijk gemerkt dat de animo niet groot was. Begrijpelijk, want het betreft een vooral organisatorische functie, die veel tijd opslokt, terwijl je er niet je politiek-inhoudelijke visie in kunt uitdragen.”

Het duo van CU-SGP, dat participeert in de nieuw gevormde formatie Onafhankelijkheid/Democratie (37 leden en 10 nationaliteiten), is trouwens dik tevreden. „Onze wensen zijn gehonoreerd”, meldt Blokland. Zelf werd hij ondervoorzitter van de milieucommissie, terwijl Belder aantreedt als de nummer twee binnen de delegatie voor Israël.

Eurlings, eerste man van het CDA-smaldeel, onderschrijft niet de conclusie dat ons land onvoldoende heeft binnengehaald. Het hangt er maar vanaf wat je prioriteiten zijn, stelt ook hij vast. Hij licht toe dat enkele CDA’ers binnen de groepering van de christen-democraten coördinator zijn op een specifiek beleidsterrein. In die rol hebben zij veel invloed op de uiteindelijke stellingname van deze fractie, die met 268 afgevaardigden de grootste binnen het Parlement is. Zelf mag Eurlings de delegatie voor de contacten met Rusland leiden.

Maaten vindt echter de commissies veel belangrijker dan zo’n delegatie. Hij merkt op dat het EP misschien toch het kiessysteem maar eens moet heroverwegen, want het is niet gunstig voor de uitstraling naar de burger, zo beaamt hij, als het lijkt alsof de grote lidstaten alle vooraanstaande posities naar zich toe trekken.

Bij de belangrijke beslissing later dit jaar over het begin van de toetredingsbesprekingen met Turkije mag Nederland in ieder geval niet klagen over de persoonlijke bijdrage van de zijde van ons land. Balkenende en Bot regisseren als huidig voorzitter van de Unie het beraad op regeringsniveau. In het Parlement presideert Lagendijk, zoals gezegd, de delegatie voor de kandidaat-lidstaat aan de Bosporus en verder werd Eurlings -wat een aardig succes voor hem betekent- deze week aangewezen om het rapport te schrijven aan de hand waarvan het EP zijn standpunt en advies bepaalt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer