Filosoferen over de kosmos
Is het heelal geschapen of vanzelf ontstaan? En welke rol speelde God daarin? Wil van den Bercken stelt die vragen opnieuw in zijn boek ”Uit sterrenstof gemaakt”. Hij analyseert publicaties van tal van sterrenkundigen, van Copernicus tot Stephen Hawking. Ten slotte komt de hoogleraar filosofie tot een aantal opmerkelijke uitspraken.
Zo stelt de auteur dat de ontwikkeling van het heelal en het geloof gescheiden zaken zijn. „Er is geen kosmologisch argument voor of tegen God, geloof en ongeloof zijn keuzes van de denkende mens.”
Door middel van een historische analyse wil Van den Bercken laten zien dat het geloof in God en de natuurwetenschap geen onverzoenlijke tegenstelling vormen in de kosmologie. Wetenschappers zagen in hun ontdekkingen juist een eerbetoon aan de Schepper. De Nijmeegse astrofysicus Heino Falcke –„’s werelds eerste fotograaf van een zwart gat”– is wat hem betreft een bewijs dat geloof in God en kosmologie ook vandaag de dag naast elkaar kunnen bestaan.
Van den Bercken pakt dan wel de onhoudbaarheid van de atheïstische kijk op het monotheïsme aan, maar hij neemt ook ondubbelzinnig afstand van het Bijbelse scheppingsgeloof. „God is niet de natuur maar de natuur is in God, een kosmosoverstijgende alomvattendheid.” Of hij hiermee de goddelijke alomtegenwoordigheid bedoelt, wordt niet duidelijk.
Uiteindelijk ontzegt de auteur God Zijn handelen in deze werkelijkheid. Dat komt in de praktijk neer op een soort deïsme. „Gelovigen” kunnen daarom niet meer zeggen dat natuurrampen de wil van God zijn; ze moeten onheil ondergaan als noodlot. „Men moet fatalistisch erkennen dat wij als deel van de natuur haar destructiviteit moeten ondergaan, want (sterren)stof zijn wij en tot stof zullen wij terugkeren”, meent de hoogleraar. Daarmee bevindt hij zich op een ander spoor dan de Heidelbergse Catechismus: een christen mag geloven dat God al het kwaad dat Hij hem toeschikt, hem ten beste kán en wíl keren als een „almachtig God” en als een „getrouw Vader.”
Van den Bercken reikt veel interessante gegevens aan, onder meer in de appendix. En passant zet hij een aantal historische misvattingen recht. Bijvoorbeeld de veelgeciteerde uitspraak van de Franse sterrenkundige Pierre-Simon Laplace. Die zou tegen Napoleon hebben gezegd dat hij de „God-hypothese” niet nodig had om het ontstaan van het heelal te verklaren. „Uit nadere bestudering blijkt dat het fameuze citaat misschien een apocriefe uitspraak is die de ronde deed tijdens Laplaces leven.”
Tegelijk steunt het betoog van Van den Bercken, net als dat van de atheïsten die hij op de korrel neemt, niet op het stevige fundament van Gods onfeilbare Woord, maar op dezelfde wankele basis van de menselijke rede.
Uit sterrenstof gemaakt. Moderne kosmologie en het religieuze wereldbeeld, Wil van den Bercken; uitg. Kok Boekencentrum; 134 blz.; € 16,99