Gelijke behandeling geldt vooral voor de overheid
Kamerleden kennen de Grondwet niet meer goed. Het afwijzen van huwelijken tussen mensen van gelijk geslacht door scholen strijdt helemaal niet met artikel 1 uit de Grondwet over gelijke behandeling.
In het RD (28-3) stond een dubbelinterview met de Kamerleden Bisschop (SGP) en Van den Hul (PvdA) over de onderwijsvrijheid. Wat mij verbaast, is dat zelfs Kamerleden de functie van de klassieke grondrechten, zoals die in de artikelen 1 tot en met 17 en in delen van artikel 23 van de Grondwet worden opgesomd, niet lijken te kennen. Wanneer Bisschop de vraag opwerpt of het reformatorisch onderwijs in de visie van de PvdA het recht houdt om vanuit de klassieke visie op huwelijk en relaties het onderwijs in te richten, stelt Van den Hul: „In artikel 1 van onze Grondwet staat heel duidelijk dat discriminatie verboden is.” En even verderop: „Ik richt me op artikel 1 van de Grondwet, waarin staat dat het ongeoorloofd onderscheid maken, is verboden.” Dat klopt, voor de overheid. De klassieke grondrechten begrenzen de macht van de overheid in de richting van de burgers, de zogeheten verticale werking van de grondrechten.
Neutraal
Dat blijkt duidelijk uit de wijze waarop de andere grondrechten worden toegepast. Een actueel voorbeeld: Artikel 9 van de Grondwet garandeert het recht van vergadering en betoging. De overheid mag dus niet verbieden dat een groep mensen bijeenkomt of met elkaar de straat op gaat om zich ergens vóór of juist tegen uit te spreken. De vraag is helemaal niet of de overheid het standpunt van de in vergadering bijeen zittende burgers deelt, of achter de opvattingen van de betogers staat. Juist niet. De overheid staat daar in beginsel neutraal in, en heeft ook partijcongressen van de oppositiepartijen te accepteren, of betogingen die los van politieke partijen uitdrukking geven aan ernstige kritiek op het overheidsbeleid.
Wel kan de overheid het recht op vergadering en betoging inperken, maar dan moet dat gebeuren op basis van een wet, die tot stand gekomen is via de normale wetgevingsprocedure. En die inperkingen mogen alleen voortvloeien uit de bescherming van de gezondheid, het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Wel, dat eerste argument, de gezondheid, blijkt in deze tijd een sterk en ook algemeen geaccepteerd argument te zijn om vergaderingen en betogingen te verbieden. De inhoud ervan is dat nooit.
Artikel 9 is ook geen opdracht aan wie dan ook om te gaan vergaderen of te betogen, of vergaderingen in zijn eigen woning of bedrijfspand toe te staan, of betogingen op het eigen erf te tolereren. Het artikel begrenst de macht van de overheid, en geeft geen opdrachten aan de burger.
In marmer
Helaas is het recht op gelijke behandeling in de grondwetsherziening als eerste artikel in de Grondwet terechtgekomen. Bovendien is dit recht in marmer vóór het gebouw van de Tweede Kamer op de zogeheten grondwetsbank terechtgekomen, en hangen sommige gemeenten en provincies het opzichtig in hun vergaderzalen.
Vanwege die prominente plaats hebben sommigen, en blijkbaar ook Kamerleden, het idee dat het een soort allesoverheersend principe is, dat de hele samenleving moet doortrekken. Op dit recht beroept Van den Hul zich dus als ze stelt dat scholen huwelijken tussen gelijk geslacht niet mogen afwijzen. Maar het artikel is absoluut niet bedoeld als een soort supergrondrecht. De essentie ervan is veel simpeler. Het artikel geldt voor de overheid, maar niet voor burgers en schoolbesturen.
De overheid mag niet zeggen dat de ene burger wel en de andere geen schuttinkje mag plaatsen, omdat de ene burger aanhanger is van politieke partij A en de andere van politieke partij B. Maar een schoolbestuur mag wel in het benoemingsbeleid met het politiek lidmaatschap rekening houden. De overheid mag niet iemand het paspoort weigeren omdat hij atheïst is. De overheid mag niet iemand uitsluiten van een bepaalde tegemoetkoming omdat hij een donkere huidskleur heeft. De overheid mag niet iemand van de rechter afhouden omdat zij vrouw is. Enzovoorts.
Niet ter zake
De repliek van Bisschop had dus heel eenvoudig kunnen zijn. Zijn hele verhaal over mogelijke spanning tussen grondrechten doet in deze discussie niet ter zake, omdat artikel 1 van de Grondwet ten onrechte erbij gesleept wordt. Dat artikel heeft niet zo veel te maken met hoe burgers met elkaar omgaan. Niemand zal me toch kwalijk nemen dat ik mijn eigen kinderen anders behandel dan die van een ander, of dat ik me – als privépersoon – met meer overgave inspan voor ”huisgenoten des geloofs” dan voor aanhangers van een andere religie. Wanneer ik dat laatste als ambtenaar of politicus zou doen, gaat het fout. Dan komt artikel 1 aan bod. Maar de klassieke grondrechten zijn niet bedoeld om een soort ”Gleichschaltung” (gelijkschakeling, red.) in de samenleving te bewerkstelligen. Juist niet. Daarmee zijn in het verleden slechte ervaringen opgedaan. Grondrechten geven juist ruimte aan diversiteit van opvattingen.
En hoe zit het dan met het respect voor andere wetgeving, al dan niet afgeleid van de klassieke grondrechten, waar Van den Hul op doelt? In dit land is er nu eenmaal het wettelijk vastgelegde homohuwelijk. En als er straks nieuwe wetgeving is met betrekking tot de kerndoelen in het onderwijs hebben de scholen daarmee te dealen, althans wanneer zij voor overheidsbekostiging in aanmerking willen blijven komen. Wanneer de overheid echter zou eisen deze wetten toe te juichen, mogen we afhaken. Het staat iedereen vrij, en zeker leden van de volksvertegenwoordiging, om bepaalde wetten waardeloos te vinden, dat ook te ventileren én pogingen in het werk te stellen ze te veranderen.
De auteur is jurist bij Verus. Hij schrijft dit opiniestuk op persoonlijke titel.