Column (ds. J. Belder): Uw kot
„Blèf in uw kot!” baste een Belgische burgemeester, boos op de velen die gingen markten in Maastricht. Corona is een sociaal virus, een gezelschapsdier. Vandaar die Vlaamse uitval, die de Nederlandse overheid in haar zak kon steken.
„Blèf in uw kot!” Zoiets zeiden ook enkele Nederlandse parlementariërs. Hún pijlen richtten zich op de zeer kleinschalige markten van vrije genade. Er zouden nog kerken zijn die met het maximum van dertig personen samenkomen. Waarom de grenzen opzoeken? In Veeres oude raadhuis staat in steen gebeiteld: „Gehoorsaamheyt Gods en den Overheyt weert der Menschen Ongeluk.”
„Blèf in uw kot!” Ik had het zaterdag en zondag de slierten motorrijders willen naroepen die met hels kabaal de jonge fleurigheid en de blijde levenslust van het ontwakende voorjaar ontwijdden.
Lang in je kot moeten blijven, is een opgaaf. Zeker met kinderen. Als je in de stad woont, drie-, vier- of meer hoog. Ook voor de komende dagen geen sjokkende dichte rijen recreanten richting strand en zee. Geen files, stilstaand of traag vooruitkruipend. Corona zet alles op losse schroeven. Zo vast zitten die schroeven van ons kennelijk niet. Deze week zelfs geen luidruchtige christelijke activiteit en massaliteit. Nog steeds ook geen normale kerkdiensten. En dan maar hopen dat het livestream- surrogaat nooit went. HEMA en andere ondernemers vrezen de crisis niet te overleven. Voor hoeveel kerken zal dat eveneens gelden? Klepperende en beierende klokken van hoop of noodklokken?
Die lege kerken hebben ons wel wat te zeggen. „Bij ons zit het nog vol.” „Wij moeten uitbreiden.” Corona lacht om die grootspraak. Of is het God? Misschien weent Hij wel. Nu niet over Jeruzalem, maar over ons. En over dat verharde, verstaalde, verglaasde wereldkot waarin miljoenen verkommeren, verhongeren en versterven. In mensonterende omstandigheden. Waar we van Zijn gaven afgoden maakten om ermee te ontstijgen aan geloof, gebed en God. Om steeds verder de… diepte in te stijgen.
„Blèf in uw kot.” Stille Week. „Mijn Verlosser hangt aan het kruis.” In het noodweer en de vuurgloed van Gods toorn. „Hij hangt er mijnentwegen, mij ten zegen.” Christus het ”wereldmedicijn”. „U, heilig Godslam, loven wij.”
„Aan de deur van ’s harten woning klopt des hemels Bruidegom…” „Aan de deur der wereldtijden klopt nog eens de Bruidegom, op, ontwaakt, de nacht is om!”
„Stil laten staan”, zei iemand. Ik was er al bang voor. Wat moet er nog meer gebeuren voordat harde noten zich eindelijk laten kraken?