Nadenken over het nut van werk in coronatijd
Wij allemaal, onze samenleving, onze economie, zijn compleet stilgezet. Onze (politieke) agenda, ons werk, onze vooruitzichten, alles staat op zijn kop door de coronacrisis.
„Deze publicatie verschijnt tijdens de coronacrisis, maar is eerder geschreven. We beseffen dat de resultaten en aanbevelingen door de snelle en onvoorspelbare ontwikkelingen wellicht in een ander daglicht komen te staan.”
Deze tekst staat in het voorwoord van een onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) met de titel ”De brede baten van werk”. Of, om het maar heel basaal te zeggen: het nut van werk. Het is een veelzeggend voorwoord. We hebben niets in de hand en alle uitkomsten zijn onzeker. Zo ook de waarde van dit onderzoek.
Toch moeten we aan de uitkomsten van dit onderzoek ook in deze bijzondere tijd serieus aandacht geven. Met name ook met het oog op de periode na deze crisis, wanneer we beter zicht hebben op de schade die onze economische structuren hebben opgelopen. De tijd waarin we waarschijnlijk heel veel zaken anders moeten gaan organiseren.
De uitkomsten van dit onderzoek zijn duidelijk. Het hebben van een baan heeft op veel mensen die in een kwetsbare positie verkeren een duidelijk positieve invloed op wezenlijke zaken als de geestelijke gezondheid, welbevinden en zelfrespect. Daarbij zijn er vanzelf ook de materiële voordelen die samenhangen met een baan. De vervolgvraag klemt: hoe komen deze kwetsbare groep mensen aan werk? In 2013 is er een mooi akkoord gesloten, waarin sociale partners hebben afgesproken om in de periode 2015-2025 in totaal 100.000 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan een baan helpen. Ook zou de overheid 25.000 mensen extra aan het werk helpen. Een prachtig sociaal akkoord. Maar waar werkgevers hier ruim op schema liggen, blijft de overheid nog ver achter bij doelstelling.
We mogen hier van de overheid een leidende rol verwachten. Een rol waar ondernemers een voorbeeld aan kunnen nemen. Vooral wanneer ondernemers zich in tijden van crisis en sombere vooruitzichten afvragen of het wel verantwoord is extra aandacht te hebben voor de kwetsbaren in onze samenleving. Het belang is evident. Zelfs als je het inschakelen van deze groep als business-case beschouwt die al dan niet rendabel kan zijn. Om de arbeidsmarktexpert Withagen te citeren: „Puur economisch gezien leveren participatiebanen te weinig op.” Maar: „Met zinvol werk zijn zij minder vatbaar voor depressies, maken minder ziektekosten en lopen minder risico op criminalisering of radicalisering.”
Echter, veel belangrijker dan een businesscase is ons oog voor de medemens. Willen we duurzaamheid? Dan bepaalt dat ook de manier hoe we met kwetsbaren omgaan. Dat is sociale duurzaamheid: om als rentmeester oog te hebben en te houden voor hen voor wie het hebben van een baan al geen vanzelfsprekendheid was, en het vooruitzicht daarop nu verder lijkt dan ooit. Zij lopen het gevaar als eersten buiten de boot te vallen in deze crisis en daarna. Laten overheid, werkgevers en werknemers de handen ineenslaan om dat niet te laten gebeuren. Dat is een hoge roeping!
De auteur is coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij vakorganisatie RMU. Reageren? sociaal@refdag.nl