Het geheime wapen van de pruimenteler: de metselbij
Harige poten en een onvermoeibaar groot vlieg- vermogen. Dat heeft het geheime wapen van pruimenteler Frederik Bunt uit Slijk-Ewijk.
Vanwege het geheime van dit ‘wapen’ laat Bunt ook niet het achterste van zijn tong zien. Waar zijn nieuwe bestuivers vandaan komen, bijvoorbeeld. Dat blijft onder de pet. Want meer vraag naar dit product drijft de prijs op. De cocons kosten namelijk wel wat. In Nederland zijn ze ook te koop, maar fors duurder. De Betuwse pruimenboer is de eerste in ons land die op grote schaal aan de slag gaat met een wilde bijensoort. Duizend bijenhotels zijn er inmiddels geïnstalleerd en de 50.000 „vliegensvlugge vriendelijke vrienden” gaan vanaf deze week aan de slag.
Metselbij heet het fenomeen dat in de toekomst moet zorgen voor boomgaarden vol met gezonde en grote vruchten. Om te beginnen bij de pruimen. En daar heeft Bunt er genoeg van. Met 50 hectare is hij de grootste steenfruitteler van het land. En vermoedelijk ook de innovatiefste. Na tal van eerdere vindingen en bedenksels –zo kweekt hij onder meer zijn eigen bomen en gebruikt hij bananensproeiers tegen nachtvorst– richt de Betuwse fruitboer zich nu op een betere bevruchting van de bloesem.
Maar waarom metselbijen en niet wat extra kasten met honingbijen? Het antwoord is eenvoudig: er is een enorm verschil in kwaliteit. Waar de honingbij pas uit de kast komt bij 12 graden Celsius, veel zon en weinig wind, vliegt z’n wilde concurrent al bij 8 graden en ook tijdens bewolking en een flinke bries. Bovendien maakt de metselbij dagelijks acht vlieguren, tegenover slechts halve werkdagen voor de honingbij.
Er is meer, vertelt Bunt. „De vliegradius van de honingbij is 5 kilometer, tegenover 400 meter voor de metselbij. Die laatste blijft dus in de boomgaard, terwijl de honingbij ook op zoek gaat naar nectar in de wijde omgeving. En daar heb je als fruitteler weinig aan. Als er in de buurt een veld met paardenbloemen staat, ben je ze niet alleen kwijt, maar ze vertellen het ook nog eens aan elkaar. Metselbijen kunnen niet met elkaar communiceren.”
Voor een optimale bestuiving kunnen de poten van insecten niet harig genoeg zijn. En ook die vergelijking valt uit in het voordeel van metselbijen. Stuifmeel blijft aan haartjes hangen en zo worden de stampers van bloesemknoppen beter bevrucht. De rest van de pollen nemen ze mee als voedsel voor de larven. En wie een van deze insecten lastigvalt tijdens hun noeste werkzaamheden heeft niets te vrezen. „Ze hebben geen angel en kunnen dus niet steken.”
Rietstengels
Alleen maar louter voordelen dus? Niet helemaal, nuanceert de pruimenteler. „We plaatsen op vier verschillende locaties duizend bijenhotels. In iedere pijp duwen we rietstengels, waarin de beestjes acht componenten per stengel bouwen voor hun nageslacht. Die larven moeten echter volgend voorjaar wel uit hun cel komen als er ook bloesem is. Als ze pas na de bloei uit hun cocon kruipen heb je er niets aan.”
Dat is de reden dat Bunt voor alle zekerheid dit jaar ook een paar kasten met honingbijen laat plaatsen. „Timing is voor ons het grootste probleem.”
Om de nijvere arbeiders ook voor en na de bloesemtijd niet te laten verhongeren, zijn er bloemenstroken aangeplant en bloemen tussen de bomen gezaaid. Dat is weer goed voor de biodiversiteit.
Maar het importen van insecten, mag dat wel? „Ja, mits…”, zegt Bunt, die ook bestuurslid is van de Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO). „Het mag mits ze uit een ander Europees land gehaald worden en de bijen gecertificeerd zijn. Ze zijn ook vooraf gecontroleerd op mijten. Ik werk alleen met schoon materiaal.”
Onderzoeksbureau SymBio uit België, dat studie heeft gedaan naar de drie belangrijkste bestuivers (honingbij, metselbij, hommel) in de fruitteelt en andere gewassen, bevestigt het verhaal van Bunt.
Niet nieuw
Bestuiving met metselbijen is overigens niet nieuw. „In Japan en de VS worden ze al zo’n veertig jaar professioneel en op grote schaal gebruikt. In Japan wordt zelfs 75 procent van het fruitteeltareaal met metselbijen bestoven. De laatste jaren worden ook in Europa metselbijen ingezet. Ze zijn inmiddels bij verschillende bedrijven te koop.” Een extra reden voor fruittelers om over te stappen op metselbijen is het dreigende tekort aan imkers, dus ook aan honingbijen.
Steenfruitdeskundige Rene Albers van Adviesbureau Fruitconsult in Randwijk staat positief tegenover de inzet van metselbijen in de fruitsector. „Zeker bij minder goed weer is de metselbij een waardevolle aanvulling bij de bestuiving. Een groot voordeel is dat hun actieradius maar enkele honderden meters is en ze niet zoals honingbijen op een andere plek dan de boomgaard het stuifmeel halen. Metselbijen zijn echter peperduur als je ze op grote schaal toepast en honingbijen kun je veel massaler inzetten. In één kast zitten er wel 50.000.
Door als teler zelf voor nageslacht te zorgen, zoals Bunt doet, ben je ieder jaar wel goedkoper uit. Na het bloeiseizoen haalt Bunt de nieuwe cocons naar binnen en bewaart ze koel, om ze vervolgens volgend voorjaar weer uit te zetten. Metselbijen zijn goed voor de biodiversiteit, waar het overigens lang niet zo slecht mee is gesteld als natuurbeschermers ons willen laten geloven. Kortom, een prima aanvulling, maar de honingbij is zeker nog niet afgeschreven.”
Metselbijen
Metselbijen (Hoplitis en Osmia) zijn herkenbaar aan hun relatief dikke kop en de ‘buikschuier’ van het vrouwtje: de lange, dichte buikbeharing waartussen ze stuifmeel transporteren. Er zijn ongeveer 350 verschillende soorten. Metselbijen danken hun naam aan de gewoonte van de meeste soorten om hun nestcellen te ‘metselen’ van klei, lemig zand of steentjes met modder. Ze doen dit in holle stengels en gangetjes in dood hout, vaak in bijenhotels. Per nestcel vliegt het vrouwtje circa negentien keer op en neer tussen bloemen en nest. Al met al is ze met het bouwen, bevoorraden en afsluiten van één nestcel 1 tot 1,5 dag bezig.