Heidense riten bij christen-Toraja’s
Kunnen christenen heidense riten beoefenen? Veel Toraja’s doen dat onbekommerd en zien dat als een stuk van hun cultuur, zegt dr. C. W. Buijs. Hij stuitte erop tijdens zijn verblijf als christelijke gereformeerde zendeling in Mamasa, in Zuid-Sulawesi. De wortels van de oude religie, de ”aluk toyolo”, intrigeerden hem. Hij schreef er een proefschrift over, dat hij vorige week aan de Universiteit Leiden verdedigde.
Dr. Buijs (59) heeft een intensief zendingsverleden achter de rug en is nog steeds actief op het zendingsgebied. Twee keer per jaar gaat hij met zijn vrouw naar Zuid-Afrika, waar hij lesgeeft op de Mukanyo-bijbelschool voor onafhankelijke kerkleiders, en twee keer per jaar vertrekt hij naar Mamasa, waar hij toerusting geeft binnen de Gereja Toraja Mamasa (de Torajakerk van Mamasa, GTM). Dr. Buijs was van 1978 tot 1983 predikant in Mamasa, daarna gemeentepredikant in Veenendaal en van 1994 tot 2000 leidde hij de Mukanyo-bijbelschool. Hij pendelt nog steeds tussen Zuid-Afrika en Mamasa en verblijft in de tussenperioden in Veenendaal.
Geïntrigeerd door de archaïsche elementen in de religie, verzamelde hij materiaal op geluidsbanden en papier. Hij studeerde in verband hiermee antropologie in Utrecht. In zijn proefschrift, ”Powers of blessing from the wilderness and from heaven. Structure and transformation in the religion of the Toraja in de Mamasa area of South Sulawesi” (in eigen beheer uitgegeven), doet hij onderzoek naar de oorspong van de autochtone religieuze systemen in Indonesië, met name het dualisme van mannelijke en vrouwelijke elementen. Zo kenden de Toraja’s een vrouwelijke priester als functionaris in de religie, terwijl de mannen een leidende rol hadden in de samenleving.
In zijn proefschrift zet dr. Buijs uiteen dat de tweedeling van mannelijke en vrouwelijke elementen bij de Mamasa’s te maken heeft met twee complexen van goden en hun zegenkrachten: goden in de ’hemel’ en goden in de ongecultiveerde wereld, de ’wildernis’. De zegenkrachten van de vrouwelijke aardegoden betroffen leven op aarde, voorspoed, vruchtbaarheid; en de zegenkrachten van de hemel waren belangrijk voor de rijstbouw en de verwachting van de mensen na hun dood weer terug te keren naar de hemel. De conclusie van dr. Buijs is dat de vrouwelijke functionarissen, met name de priesteres ”toburake”, hebben plaats moeten maken voor mannelijke priesters en adat-leiders, waarbij de vrouwelijke goden van de aarde opgegaan zijn in de god(en) van de hemel. De oorspronkelijke tweedeling van de ”aluk toyolo” heeft plaatsgemaakt voor een eenzijdige oriëntatie op hemel. Dat gebeurde eerst in het meer open oostelijke gebied van de Toraja’s, bij de Sa’dan Toraja’s, en later in het veel meer geïsoleerde woongebied van de zuidelijke Toraja’s, in Mamasa.
De typisch heidense riten sterven steeds meer uit, zo constateert dr. Buijs na zijn laatste bezoek in juni dit jaar. „De oude godsdienst is vrijwel verdwenen. In Mamasa zie je dat nog alleen bij oude mensen en enkele enclaves in het gebied. Het komt nog voor in gevallen waar een Toraja een belofte gedaan heeft aan de vroegere goden. Het is in die cultuur heel erg als je die niet nakomt. Of het komt voor dat het de wens van de overledene is om volgens de oude riten begraven te worden. Deze mensen hopen dat ze hierdoor weer terugkeren bij hun voorouders.”
Toch doen ook christenen nog volop mee bij deze riten. Zo maakte dr. Buijs een ritueel mee waar een vroegere priesteres, nu christin, door middel van spreuken en andere handelingen een zegen over het nageslacht vroeg. Dat is voor westerse christenen ongelooflijk, erkent dr. Buijs, maar het lijkt volgens hem erger dan het is. „Het is mij opgevallen dat deze vrouw sommige spreuken amper meer kende en voortdurend gesouffleerd moest worden. Vanwege haar ouderdom is het hoogstwaarschijnlijk de laatste keer dat ze is opgetreden. Als je aan mensen van de oude religie vraagt tot wie ze bidden, zeggen ze dat het de ene God in de hemel is. In de spreuken worden geen goden genoemd, maar enkel gevraagd om voorspoed en zegen. Vrijwel iedereen in Mamasa is christen geworden en het zal niet lang meer duren of dit soort heidense riten zal helemaal verdwijnen.”
Alleen de begrafenisrituelen zullen nog wel blijven, zo verwacht dr. Buijs. In de dodenrituelen worden soms tientallen karbouwen en honderden varkens geslacht om vooral de eer en de status van de familie te vergroten. „Maar nu worden die rituelen door mensen van de kerk geleid en gaat de Bijbel open. Je zou zeggen dat dit syncretisme is, maar zo zien de christenen het niet. Ze blijven hemelgericht en willen bij hun sterven naar de hemel en bij God zijn. Ze zeggen dat dit soort gebruiken te maken heeft met hun cultuur. Dat is ook zo met het planten van rijst. Dan werd er een varken geofferd, een stuk vlees op een schaaltje gelegd en men strooide bloed van het varken op het zaaigoed. Ook christenen doen er wel aan mee. Tegenwoordig weten de mensen vaak de inhoud van de symbolen niet meer, evenmin als wanneer in Nederland bijvoorbeeld drie keer om de kerk wordt gelopen bij een begrafenis.”
De taak van dr. Buijs is om zowel in Zuid-Afrika als in Mamasa christenen weerbaar te maken vanuit de Bijbel zelf. „Je maakt ook in Zuid-Afrika mee dat er mensen zijn die heidense gebruiken praktiseren, ook zij die op de bijbelschool komen. Het heeft geen zin om dat te verbieden. Ik ga liever met de open Bijbel de inhoud van het geloof bespreken en probeer hen zo te overtuigen. De Toraja-kerk heeft vroeger wel eens de oude gebruiken veroordeeld, maar het gevaar werd al gauw reëel dat men in het verborgen verderging, zodat de kerk het niet meer in de hand had. Het is mooi als iemand uit het oude geloof na de omgang met de Bijbel en de kennis van de opstanding van Christus zelf tot de overtuiging komt: Waarom zou ik dat andere nog doen?”
Vraag: De Toraja-kerk stelde in 1982 de ambten open voor alle vrouwen. Heeft dat te maken met de prominente plaats van de vrouw in de oude religie?
„Dat heb ik me in die tijd, toen ik daar woonde en de desbetreffende synode meemaakte, niet zo gerealiseerd. Maar later heb ik wel begrepen dat vóór de komst van het christendom de vrouw de belangrijkste functionaris in de religie was. Die plaats heeft in de Toraja-cultuur nooit weerstand opgeroepen. Het heeft wel spanning opgeroepen in de Nederlandse kerken en bij de zendingsdeputaten. De Toraja’s lezen de Bijbel terwijl ze leven in hun eigen cultuur. Zij hebben er destijds lang naartoe geleefd om dit besluit te nemen. Zo’n 20 procent van de predikanten van de GTM is nu vrouw. Dan zie je de continuïteit met hun oude traditie. De vrouw had immers een belangrijke positie in de oude religie.”