Column (Christine Stam-van Gent): Stemmeloos
Onlangs, toen lezingen houden nog heel gewoon was, stond iemand mij in de pauze op te wachten met een dun boekje. Lang laten bezinken, zei ze erbij. Dat zag ik toen somber in. Maar nu we ongeveer in huis opgesloten zijn en lezen plots tot de voornaamste dagtaken behoort, ben ik voorzichtig aan ”De stem van de stomme” begonnen.
Het verhaal speelt in Israël, aan het begin van onze jaartelling. Behalve een stomme jonge vrouw, Rachel, is er nog een dove, een blinde, een verlamde en een melaatse. In de woestijn treffen ze elkaar, wachtend op de helper die zieken schijnt te genezen. Als groep verblijven ze in een grot. Zelfs de melaatse mag erbij, want al raken ze daardoor allemaal besmet, wat geeft het? De helper zal elke onreinheid wegnemen. Er bloeit iets in deze woestijn: geloof, hoop en ook liefde. Ze praten met elkaar, ze helpen elkaar. Wat de een niet kan, kan de ander wel.
De helper komt en allen worden genezen. Zoals een vlinder de cocon afwerpt, zo laat de melaatse haar ziekte van zich glijden. „Je zult mijn getuige zijn”, hoort de stomme.
Maar dan. De genezen stomme wordt betrapt op overspel, redt zich door haar genezing te verzwijgen (een vrouw die niet om hulp roepen kan is immers onschuldig) en verraadt zich ten slotte toch doordat ze meedoet met de menigte die „Kruis hem, Kruis hem” roept… Dit is de mens, samengebald in 117 bladzijden. Zo’n boekje valt nauwelijks te analyseren. Het is als onversneden wijn; je moet het proeven, drinken en door je heen laten gaan.
Ik zie parallellen met het ‘verhaal’ waar we nu middenin zitten. Een verhaal met scherpe contrasten: zieke mensen en een jubelende natuur, holle kerken en bomen die duizend handjes blij omhoog steken. Mensen die elkaar angstig mijden en toch (virtueel) weer bij elkaar kruipen. We besmetten én helpen elkaar. We hamsteren en we delen uit. Allemaal zien we reikhalzend uit naar een helper.
Misschien veegt God onze agenda’s wel leeg opdat we het boek ”Corona” aandachtig zouden lezen. Het is rauw-realistisch van stijl. Het laat goede en mooie dingen zien, maar tekent de mensen zonder franje: sterfelijk, afhankelijk, angstig en als het erop aankomt volstrekt hulpeloos. En wat zullen we met de Helper doen zodra Die ons de adem en alle dingen teruggegeven heeft?
Maar zo eindigt ”De stem van de stomme” niet. Centraal in dat verhaal hangt de helper, zich stom houdend om Rachel te redden. De man met het geschonden gezicht, meer dan iemand anders, vertrouwd met ziekte. Nog altijd hangt Hij daar, hoog opgericht in elke tijd, in elk verhaal. Zwijgend van liefde, onafgebroken bezig om allen tot Zich te trekken.