Week zonder school recept voor creativiteit
Filmpjes voor kleuters, een kunstproject voor scholieren, hoorcollege via Teams en alternatieve stage. Wat doen docenten om het onderwijs te laten doorgaan? En hoe bevalt scholieren en studenten zo’n eerste week buiten school? Acht ervaringen.
Kleuterjuf geeft les via YouTube
Marieke Cornet (28), leerkracht groep 0 op basisschool Eben-Haëzer in Tholen
Drie dagen per week geeft Cornet les aan haar klas van 17 kleuters; ook nu de schooldeuren niet opengaan. „Als kleuterjuffen filmen we elke lesdag een Bijbelverhaal en een binnen- en buitenactiviteit”, vertelt ze. Volgende week staat onder andere het verschil tussen vol en leeg op het programma, legt de juf uit. „Dan film ik bijvoorbeeld drie glazen: twee volle en een lege, en leg ik zo het verschil tussen beide begrippen uit.”
Na de uitleg test ze of de leerlingen het begrepen hebben. In het geval van vol en leeg steekt ze voor de camera een glas omhoog, wacht een paar seconden zodat de kleuter even kan nadenken en geeft het goede antwoord. Na elk kringspelletje volgt een bijpassend werkje. Ook dat legt de leerkracht voor de camera uit.
„Het is wel apart om zo les te geven”, vindt ze. „Kinderen vinden het ook raar. Ze zwaaien dan naar mij, maar snappen niet dat ik dat niet kan zien.”
De juf moest wel een drempel over om de filmpjes te delen. „Normaal ben ik alleen met de kleuters, nu kijkt ook hun familie mee.” Ouders waarderen de filmpjes, merkt ze. „Ze vinden het fijn dat ze niet alles zelf uit hoeven te leggen.”
Arno krijg les in een miniklasje
Arno Verweij (9), leerling groep zes op basisschool Eben- Haëzer in Teuge
Het is echt jammer dat de school dicht is, vindt Arno. „Je mist de uitleg en je klasgenoten.”
Toch krijgt de leerling wel iedere ochtend les. Niet van zijn meester, maar van twee van zijn tantes. Die hebben namelijk een minischooltje ingericht. Samen met zijn zus, broertje en nichtje is Arno daarom iedere morgen om kwart voor negen in het huis van een van hen present. Daar luistert hij naar een Bijbelverhaal en werkt hij aan zijn schoolwerk.
Hij is echter niet alleen maar binnen bezig, vertelt hij. „Woensdag hadden we gym. Toen ging ik met mijn opa, oma, tante en zusje naar het bos. Daar hebben we allerlei klimopdrachten gedaan; dat vond ik echt superleuk.”
Over zijn schoolwerk maakt hij zich geen zorgen. „Dat lukt prima. De school heeft de materialen allemaal uitgedeeld en als ik iets niet snap, vraag ik het gewoon aan mijn tantes.”
Hoewel Arno alleen maar ’s morgens leskrijgt, verveelt hij zich niet. „’s Middags help ik met klusjes. Donderdag heb ik bijvoorbeeld plantjes in de grond gezet.”
Toch zal hij blij zijn als de school weer opengaat. „Dat is eigenlijk toch wel fijner.”
Hoorcollege voor studenten op scherm
Ton van Bergeijk (41), docent social work aan de Christelijke Hogeschool Ede
Veertig studenten belden dinsdag in voor zijn eerste hoorcollege via Teams. „Waar we altijd huiverig voor waren, blijkt toch te kunnen”, zegt Van Bergeijk. Tijdens de les waren de studenten in beeld op zijn scherm. „Ze kletsten met elkaar als in een echt klaslokaal. Als organisator kan ik gelukkig de microfoons uitschakelen. Je wilt niet van veertig mensen bijgeluid horen. Als iemand een vraag wil stellen, kan hij de microfoon aanzetten.”
Interactie is belangrijk om studenten bij de les te houden, merkte hij. „Daarom stelde ik vragen. Studenten reageerden via chat. Ik probeer hun het gevoel te geven dat ik hen zie: „Goede vraag, Mark.””
Donderdag voerde Van Bergeijk op dezelfde manier gesprekken met stagiairs. Dat scheelde reistijd naar Schiedam en Gouda.„Ik denk dat het onderwijs straks verandert, omdat we nu zien wat online mogelijk is. In fysiek contact geloof ik zeker, maar de vraag is of dat nog zo vaak moet als we deden. Bij deeltijdstudenten gaan we acht keer op werkbezoek. Dat kan gerust drie keer en de andere keren online. Je hebt wel eerst een band nodig.”
Zo’n omslag vraagt wel een doordenking over didactiek, stelt hij. „Hoe bouw je een goede onlineles op, hoe zorg je voor interactie?” Hij gaat een training voor Teams volgen om te weten hoe hij studenten in groepjes kan laten werken en daarbij zelf kan ‘aanschuiven’. Om hen vervolgens weer terug te ‘zetten’ in college.
Via digitaal contact durven studenten volgens hem ook lastige vragen te stellen en te zeggen als het minder goed gaat op stage. „De eerste vijf minuten zijn onwennig, daarna voelt het vertrouwd.”
Student springt bij in ziekenhuis
Joëlle Koster (21), student Selective Utrecht Medical Master aan de Universiteit Utrecht
Haar colleges zijn geschrapt en haar werk als student-assistent op poliklinieken en in een onderzoeksteam van UMC Utrecht ligt stil. „Toen de coronacrisis uitbrak, stuurde het ziekenhuis studenten een mail: We hebben jullie harder nodig dan ooit”, vertelt Koster, die wordt opgeleid als arts en onderzoeker. „Je ziet de nood om je heen en dan wordt er een beroep op je gedaan. Ik was blij dat ik iets kon bijdragen.”
De masterstudent belandde op een afdeling die gezondheidsvragen van ziekenhuispersoneel behandelt. „Medewerkers met bijvoorbeeld een loopneus of hoestklachten willen weten of ze thuis moeten blijven en of een test nodig is. Wij bekijken dat aan de hand van voorschriften van het RIVM en bepalen ook hoeveel prioriteit een test heeft.” Dat beleid wordt steeds aangepast. Casussen waar ze als student niet direct raad mee weet, kan ze voorleggen aan een arts die ook op de afdeling werken. „We laten nu iedereen testen die ook maar enigszins verdacht is.”
Op een gemiddelde werkdag heeft ze elke vijf minuten wel iemand aan de telefoon. Ondertussen stroomt de mailbox over. „Het scheelt al veel tijd dat mensen hun klachten nu ook via een onlineformulier kunnen insturen.”
Koster is blij dat ze door dit werk nuttig bezig kan zijn en zo goed op de hoogte is van de ontwikkelingen rond het virus. „Ik heb pas door hoe heftig de situatie is sinds ik al die mensen spreek en de testuitslagen zie. Maar ik zou het heftiger vinden als ik niet meer kon doen dan op de bank voor me uit staren.”
Van de universiteit kreeg Koster nog weinig informatie over de vakken die ze volgt. Woensdag staan tentamens gepland. „Ik laat het maar een beetje gaan en probeer nu mijn steentje bij te dragen in de crisis.”
Autotechniek op afstand
Teus Morée (25), docent bbl-opleiding mobiliteit op het Hoornbeeck College in Hoevelaken
Hoe geef je beroepsgerichte vakken op afstand aan autotechnici en chauffeurs in opleiding? Mbo-docent Morée maakte powerpoints en sprak de lessen via audio in voor ‘zijn’ jongens. Normaal gesproken werken zij vier dagen in de week en gaan ze één dag naar school. Via WhatsApp stuurde hij de studenten ook een instructievideo.
Vooralsnog kiest Morée niet voor onderwijs via een live-verbinding. „Bij bedrijven is het nu heel druk, omdat zij ook ziekmeldingen hebben. Werkgevers vragen onze jongens om een dag extra te komen werken. Daarom kies ik nu liever voor flexibel afstandsonderwijs. Als het echt nodig is, kan een student de les op zijn eigen tijd volgen.” Voordeel van die zelfstandigheid: „Niemand wordt afgeleid door klasgenoten.” Bij bol-opleidingen zitten studenten overigens wel de hele morgen in een digitale klas.
Sommige jongens zullen onder de sociale controle uit glippen, vermoedt hij. Vrijdag, de normale schooldag, belde de docent daarom iedereen om te vragen of het lukt en hoever zij zijn met school. „Zo probeer ik de controle te houden.”
Hoewel studenten vragen stellen via Teams, mist Morée het echte contact. „In de klas zie je als iemand niet lekker in zijn vel zit. Nu weet je niet goed hoe het gaat.”
Blij is de docent dat hij zijn laatste bedrijfsbezoeken begin maart had gepland. „Donderdag moest ik nog wel naar een leerwerkbedrijf, omdat het niet helemaal lekker liep – uiteraard hield ik gepaste afstand. Maar liever doe ik dat niet meer. De richtlijnen zijn er niet voor niets.”
Andere pabostage dan verwacht
Mirthe Fierloos (20), pabostudent aan Driestar hogeschool en lio-stagiair op de dr. A. Comrieschool in Kruiningen
„Tot volgende week”, zei Fierloos vorige week donderdag nog tegen de kinderen van groep 6. Maar maandag zat ze in een leeg lokaal pakketjes samen te stellen. „Mijn mentor zat ziek thuis, dus ik heb het alleen gedaan. Gelukkig hielp het team me goed.” Een instructie typte ze uit. „Ik ben niet zo’n fan van filmpjes maken.”
De overige dagen maakte de pabostudent pakketjes met leerwerk tot de meivakantie. Die bezorgden de jufs en meesters bij de gezinnen in het dorp. „We zetten een vuilniszak voor de deur en dan was het aanbellen en weglopen.”
Heel onwerkelijk, blikt ze terug op de situatie. „Je moet ineens een planning maken voor vijf weken. Ik vroeg me vooral af: wat is relevant en wat kunnen de kinderen zelfstandig doen?”
Rekenen, taal en spelling moesten in ieder geval doorgaan. „Niet elke ouder is in staat om alle lessen te geven. De stof van hogere groepen kan best pittig zijn, dat is bij ouders soms ook weggezakt. We horen nu al dat gezinnen thuisonderwijs niet georganiseerd krijgen of dat kinderen niet gemotiveerd zijn. Begrijpelijk. We hebben daarom gezegd: Doe wat u kunt en laat het weten als we kunnen helpen.”
De komende weken is de stagiair daarom via de mail beschikbaar voor vragen. „Een kind kan niet even zijn vinger opsteken. Daar zit ik wel mee. Stellen ze hun vragen straks echt?” Behalve achterstallige administratie voor de klas gaat Fierloos de komende tijd werken aan haar scripties. „Ik hoop maar dat dit niet tot na de meivakantie duurt, anders kom ik niet aan mijn stage-uren. Zelfs nu we maar de helft van het normale aantal dagdelen fysiek voor de klas hoeven te staan. Mijn stage loopt anders dan verwacht, maar ik leer zo wel ontzettend veel.”
Kunstproject laat leerling nadenken
Hermen Dekker (33) en Louise van der Vlies (40), docenten beeldende vorming op het Wartburg College, locatie Marnix in Dordrecht
Breng door middel van een persoonlijk kunstwerk in beeld wat corona met jou doet. Dat is in het kort de inhoud van ”Project Corona: kunst als tijdsbeeld” dat Bakker en Van der Vlies voor hun leerlingen op poten zetten.
In het projectboekje geen bladzijden vol theorie, maar wel vragen als: Hoe belangrijk is je familie voor jou in deze tijd? en: Wat geeft je hoop?
„Toen we hoorden dat de scholen misschien moesten sluiten, gingen we nadenken over een opdracht die voor al onze leerlingen, zowel voor de vwo’ers als de basis- en kaderleerlingen, uitvoerbaar is”, vertelt Dekker. Het vmbo-examenthema voor het vak beeldende vorming is dit jaar het thema tijd. Toepasselijk, vonden beide docenten. Daarom besloten ze hun leerlingen na te laten denken over hoe zij deze tijd beleven en hen dat te laten verbeelden.
„Burgerschapsvorming staat de laatste tijd volop in de belangstelling”, vertelt Van der Vlies. „Juist door dit project denken leerlingen na over wie ze zijn en over hoe ze zich verhouden tot de maatschappij. Dat werkt vormend.”
De reacties op het project zijn positief, vertellen de docenten. Dekker: „Leerlingen vinden het leuk dat ze praktisch aan de slag kunnen en ook via mijn LinkedIn-pagina –waarop ik het project heb gedeeld– krijg ik veel enthousiaste reacties.”
Het coronavirus roept vragen op, merkt het duo. Van der Vlies: „Leerlingen vragen zich af wat Gods bedoeling hiermee is. De gesprekken die je nu telefonisch met hen voert, gaan echt ergens over.”
Telefoongesprek met de hele klas
Maryrose van Ginkel (17), leerling vwo 6 op het Driestar College in Gouda
Geen school, en dat terwijl de examens eraan komen. „Ik had wel een beetje verwacht dat dit zou gaan gebeuren, maar als je dan hoort dat het echt definitief is, baal je daar toch van”, vertelt eindexamenkandidaat Maryrose.
Haar middelbareschoolperiode zit er bijna op. De vwo’er zou nog twee weken les krijgen en dan zouden de examentrainingen starten. „Best jammer dat deze periode nu op deze manier stopt en je niet meer als klas bij elkaar komt”, vindt ze.
Over haar examens maakt de middelbare scholier zich niet al te veel zorgen. „Je kunt de situatie toch niet beheersen of veranderen. Ik zie wel hoe het loopt.”
Ze is wel blij dat de meeste stof al behandeld is. „We zitten nu echt in de fase van herhalen. Daarnaast scheelt het dat de docenten je echt op allerlei manieren willen helpen. Alleen maar lof voor hen.”
Zo experimenteerde haar wiskundelerares met een telefoongesprek met de hele klas en zijn andere docenten bezig met het maken van een podcast. „Ook krijgen we via de mail en de digitale leeromgeving opdrachten toegestuurd, zodat we genoeg oefenmateriaal hebben.”
De aankomend student deelt haar dagen niet volgens een strakke planning in. „Wel probeer ik het lesrooster aan te houden en aan de slag te gaan met de vakken die voor die dag op de planning stonden. Wat wel elk dag hetzelfde is, is dat mijn vader me een ontbijtje op bed komt brengen.”
De eindexamenkandidaat merkt dat ze minder tijd nodig heeft om haar werk af te krijgen. „Je hebt minder afleiding door je klasgenoten en bent echt productiever.”