Oververmoeide Bruins was geen druktemaker
Oververmoeidheid door extreem lange werkdagen eiste woensdagavond al zijn tol bij zorgminister Bruins. Donderdag trad hij terug. De uitbraak van het coronavirus was niet de eerste crisis die twijfels opriep over zijn daadkracht. Een terugblik.
Sport was het onderdeel van zijn portefeuille waar Bruins zichtbaar het meeste plezier aan beleefde. Begin dit jaar deelde hij op Twitter een filmpje waarin hij het sportgedeelte van zijn takenpakket verbond met zijn grote hobby: strips tekenen. Bruins had wat aardigs bedacht: topsporters die in 2020 kampioen zouden worden, kregen van hem een cadeautje. Een zelfgemaakte tekening.
Rustig en alleen aan een tafel zitten; een schetsboekje en wat stiften erbij. Het tafereel maakte in één oogopslag duidelijk dat Bruins in elk geval geen druktemaker was.
Zo stond de bewindsman in Den Haag ook niet bekend. Bruins had geen scherp, ideologisch profiel en was consensusgericht. Zijn stijl van werken, had iets ambtelijks. Wat moest, dat moest.
In de zomer van 2017 ging in Nederland een keten van abortusklinieken, verenigd in de stichting CASA, failliet. Het openbaar ministerie begon een strafrechtelijk onderzoek naar subsidie-en declaratiefraude. Een deel van de Tweede Kamer eiste meteen een tijdelijke noodvoorziening, zoals een landelijk telefoonnummer, waar ongepland zwangere vrouwen zouden kunnen informeren bij welke dichtstbijzijnde kliniek ze terecht konden. Andere partijen drongen erop aan dat hij de doorstartplannen zou bevriezen, tot het onderzoek zou zijn afgerond.
De ervaren bestuurder Bruins liet de partijen uitrazen en knipte het beladen vraagstuk op in losse partjes. Uiteindelijk verliep de stapsgewijze afwikkeling van het hele vraagstuk vooral schriftelijk. Een deel van de failliete CASA-inboedel werd overgenomen. Bruins had de kwestie doeltreffend gedepolitiseerd.
Een jaar later begon het te rommelen in ziekenhuisland en werd zijn daadkracht serieus op de proef gesteld. Zorginstellingen die in de problemen kwamen; zijn voorganger Edith Schippers wist daar wel raad mee. Zij verkondigde in de Tweede Kamer dat het toezien op de continuïteit van de zorg in het Nederlandse stelsel de verantwoordelijkheid is van de zorgverzekeraars en liet het daar bij.
Toen het Slotervaartziekenhuisfailliet ging en de IJsselmeerziekenhuizen begonnen te wankelen, merkte Bruins al snel dat die benadering in Rutte III niet de zijne kon zijn; dat was voor de coalitiepartijen CDA en ChristenUnie onbespreekbaar.
Hij pakte de ziekenhuisproblemen aanvankelijk technocratisch op, maar schutterde in één van zijn eerste persoptredens. Daarin wilde hij duidelijk maken dat goede zorg ook kan worden geleverd buiten het ziekenhuis, bijvoorbeeld in een gezondheidscentrum waar medisch specialisten samenwerken met huisartsen. Het stond of viel allemaal niet met het bewaken van „een stapel stenen”, verduidelijkte hij.
De patiënten uit de regio rond de opgedoekte ziekenhuizen reageerden ontzet en op een congres van het CDA nam toenmalig partijleider Sybrand Buma Bruins stevig de maat. Opeens was de minister de technocraat, de gevoelloze hork die de zorg aanstuurde als was het een koekjesfabriek. De zeeën gingen zo hoog dat Rutte zich in zijn wekelijkse persconferentie genoodzaakt zag Bruins in bescherming te nemen. „Bruno Bruins is niet emotieloos, ik ken hem als een warmbloedig mens”, sprak de premier.
Bruins belandde in een lastig parket en werd een mikpunt van SP en PVV. Hij leek te verstarren toen SP’er Henk van Gerven hem toebeet een minister van Uitvaartzaken te zijn, omdat het sluiten van ziekenhuizen mensenlevens zou kunnen kosten. Machteloos toezien hoe een zorginstelling stuiptrekkend ten onder ging, nee, dat zou hem niet nog een keer overkomen, beloofde hij in de Tweede Kamer. Maar ziekenhuizen te hulp schieten, paste niet bij de in het regeerakkoord aangekondigde moderniseringsslag van het zorglandschap.
In de maatregel die hij uiteindelijk bedacht, werd opnieuw de geboren technocraat zichtbaar. Ziekenhuizen die afdelingen voor acute zorg wilden sluiten, mochten dat nooit meer onaangekondigd doen, zo zou in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) komen te staan. Eerst moesten zij aan toezichthouders, zoals de zorginspectie, kunnen laten zien dat er over de overdracht van zorgtaken afspraken waren gemaakt binnen het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ). Ook het draagvlak onder gemeentebestuurders en de bevolking moest worden gepeild.
Toen enkele maanden later ook ziekenhuizen in Hoogeveen en Stadskanaal moesten afslanken en het begon te rommelen in zorginstellingen in Winterswijk en Doetinchem riep de Kamer Bruins op het matje: waar bleef de maatregel? Het opleggen van de extra eisen is een directe bevoegdheid van de minister. Maar de regels, zo ontdekte de Kamer keer op keer, werden maar niet van kracht. Voor de oppositie werd Bruins behalve een afstandelijke technocraat zo ook een draaikont en een twijfelaar.
Toen het coronavirus opdook aan de Duits-Limburgse grens diende het CDA bij Bruins de ene na de andere reeks gepeperde, schriftelijke vragen in. VVD’ers reageren geïrriteerd. Vanwaar dat wantrouwen? Dat verdiende Bruno niet.
Daarna gingen de ontwikkelingen rond het virus razendsnel en voor hij het wist, stond Bruins met de Tweede Kamer te debatteren over de crisisaanpak. Weer klonk het verwijt dat zijn besluiteloosheid mensenlevens zou kosten, dit keer uit de mond van PVV en FVD.
Toen de crisisaanpak werd opgeschaald kwamen ook Rutte en Grapperhaus als kopstukken van het crisisteam in beeld. Bruins bleef echter zichtbaar als de eindverantwoordelijke voor het opschalen van de ic-capaciteit en het op voorraad brengen van de hoeveelheid mondkapjes en beademingsapparaten. Een kwetsbare rol, zo bleek vooral woensdag in zijn laatste Kamerdebat.
Voor veel Kamerleden was het al vijf voor twaalf. Zij schetsen het dreigbeeld van artsen en verpleegkundigen die elk moment onbeschermd aan het werk zouden moeten. Bruins, die een uitgebluste indruk maakte, straalde, net als bij de ziekenhuissluitingen, maar weinig urgentie uit.
Terwijl de ene na de andere partij erop aandrong alle beschikbare mondkapjes voor zorgwerkers eenvoudigweg in te vorderen, schetste hij hoe momenteel „de behoefte en de prioriteitsstelling per regio wordt geïnventariseerd.” Later volgden nieuwe aanvaringen, over de snelheid waarmee in Nederland de productie van mondkapjes zou kunnen worden opgestart.
Een tweede kruisverhoor, over het beschikbaar maken van nog meer beademingsapparaten, diende zich aan. Maar voor Bruins op detailvragen daarover kon ingaan, zakte hij in elkaar.
„Dank voor al jullie steun voor zojuist”, twitterde hij zo’n drie kwartier later vanuit de dienstauto. „Ik had last van een flauwte door oververmoeidheid en intensieve weken. Inmiddels gaat het weer beter. Ik ga nu naar huis om vanavond uit te rusten, zodat ik morgen weer aan de slag kan om de #coronacrisis zo goed mogelijk te bestrijden.”
Dat bleek te optimistisch. Bruins is op en stopt, schreef hij donderdag in zijn laatste tweet.