Niet half
Openbaring 3:16
„Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen.”
Niet meer lauw zijn, zonder sleur, koelheid en zorgeloosheid, zou een allergewenste staat zijn. Dan zou de Heiland een bijzonder welgevallen aan hen hebben! Maar, als het niet zijn kon dat ze dus heet waren, zo was het dan nog beter dat ze geheel koud waren dan zo lauw gelijk nu. Dat is: het was dan beter dat ze geheel ongelovige heidenen waren en openbare vijanden en tegenstanders van het Evangelie, dan dat ze zulke lauwe mondbelijders waren en uitwendige naamchristenen. En dat is zeker: een ongelovige heiden is beter dan een geveinsd en lauw christen, die het maar om de uiterlijke sleur van het christendom te doen is. Het is beter met Paulus (tevoren Saulus) de gemeenten van Christus openlijk te vervolgen, dan met Judas Christus heimelijk te verraden. Daar is geen staat vreselijker dan hier zo tussenbeide te staan en zo te hinken op twee gedachten. Men moet óf geheel koud óf geheel heet zijn. Men moet Christus óf openlijk haten en verloochenen, óf Hem vurig en van ganser harte beminnen en aanhangen. Maar dat tussenbeide, dat lauwe, flauwe christendom, Christus niet te kennen en Hem toch uiterlijk te belijden, is het schadelijkste en gevaarlijkste van alles. De openbare vijanden en ongelovigen doen minder schade aan de Kerk van Christus dan die lauwe en uiterlijke mondbelijders.
Theodorus van der Groe, predikant te Kralingen
(”Veertien nagelaten biddagpredikaties”, 1840)