Hongerwinter slechte start voor baby’s
Zwangere vrouwen kwamen tijdens de Hongerwinter niet aan, maar vielen juist kilo’s af. Hun kinderen, die nu rond de 75 jaar zijn, merken jaren later nog de gevolgen. Dat ontdekte Tessa Roseboom, hoogleraar vroege ontwikkeling en gezondheid aan het Amsterdam UMC.
Mensen die verwekt zijn tijdens de Hongerwinter hebben vaker hart- en vaatziekten, borstkanker, depressies en suikerziekte. „Je zou dus kunnen zeggen dat je niet alleen bent wat je eet, maar vooral ook wat je moeder at. Of juist niet at”, concludeert de medisch bioloog, die al 25 jaar de gevolgen van ondervoeding onderzoekt.
Negenhonderd mensen die rond 1945 zijn geboren in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam doen mee aan het langlopende onderzoek. „Het bijzondere is dat hun geboortedossiers bewaard zijn gebleven”, vertelt Roseboom. „Ze werden in de jaren tachtig ontdekt op zolder, vlak voordat het Wilhelmina Gasthuis (WG) verhuisde naar Amsterdam-Zuidoost om onderdeel te worden van het toenmalige AMC.”
Artsen en verpleegkundigen van het WG hebben destijds met oog voor detail gegevens over de zwangerschappen genoteerd, constateerde Roseboom. „Gewicht en bloeddruk natuurlijk, maar ook de lengte van de navelstreng werd gemeten, net als de omvang van de placenta. Nu vinden we die informatie niet meer zo belangrijk, maar destijds werd het allemaal vastgelegd. En dat ook nog tijdens erbarmelijke omstandigheden. Vijf jaar duurde de oorlog al op dat moment en toch bleven ziekenhuismedewerkers grondig te werk gaan.”
Veel gegevens konden gebruikt worden voor het Hongerwinteronderzoek. De deelnemers zijn daarnaast in de afgelopen 25 jaar verschillende keren medisch onderzocht en geïnterviewd. Hun bereidwilligheid om al die moeite te doen voor de wetenschap kan Roseboom wel verklaren. „Als je rond de vijftig bent, ga je vaker horen dat anderen van jouw generatie gezondheidsproblemen krijgen. Denk bijvoorbeeld aan een hoge bloeddruk of een hoog cholesterol. Veel mensen vonden het fijn om een grondige gezondheidscheck te krijgen. Sommigen hadden trouwens ook al te maken met aandoeningen, zoals borstkanker of hartproblemen. Ze vroegen zich af of de omstandigheden rond hun geboorte van invloed waren.”
Het Hongerwinteronderzoek is nog altijd gaande. Om te kijken of een ‘slechte’ start leidt tot vroegere veroudering van het brein –eerdere resultaten lijken hierop te wijzen– krijgt een groep mensen nu een MRI-scan van de hersenen.
Het totale aantal deelnemers aan de studie wordt wel steeds kleiner, vertelt Roseboom. „We hopen op 160 deelnemers voor dit deel. Niet iedereen uit de groep is nog fit: de deelnemers zijn nu rond de 75 en voor sommigen is het wat moeilijker om naar het ziekenhuis te komen.”
Onderzoek gedurende de afgelopen 25 jaar leverde een schat aan informatie op. „Door deze studie weten we hoe belangrijk een goede start in het leven is”, zegt Roseboom. „Tijdens de eerste twaalf weken van de zwangerschap worden de meeste organen ontwikkeld, zoals hart, hersenen, lever. Als de moeder in die periode te weinig voeding krijgt, ontbreken de goede bouwstoffen voor die organen. En dat kan blijvende gevolgen hebben, zien we aan de resultaten van deze studie. Mensen die in de Hongerwinter zijn verwekt, hebben niet alleen meer hartkwalen en vaker borstkanker, ook hebben ze vaker psychische klachten, een verstoorde leverfunctie en een hoog cholesterol. Daarnaast scoren ze lager op het cognitieve vlak. Ze hebben minder deelgenomen aan de arbeidsmarkt en waren vaker werkloos.”
Uw eigen ouders werden geboren rond de Hongerwinter. Was dat een reden om hiervan uw levenswerk te maken?
„Nee, dit onderzoek liep al twee jaar toen ik er in 1996 bij werd betrokken. Na mijn afstuderen als medisch bioloog zag ik de advertentie waarin een promovendus voor dit project gevraagd werd. Het leek me heel interessant. Dat mijn ouders Hongerwinterbaby’s zijn, is niet zo bijzonder. Het geldt voor veel mensen van mijn generatie. De ouders van mijn vader woonden op een boerderij in Drenthe. Zij hadden zelf geen honger. Maar er kwamen wel vaak mensen uit het westen om eten vragen. Mijn oma vertelde over een moeder die met haar kindje van tien maanden op bezoek kwam. Deze baby was net zo zwaar als mijn vader op dat moment, die tien wéken oud was. De verhalen van mijn oma, die ik ook heb gebruikt in een boek over de studie, geven wel extra lading aan het werk.”
Het was volgens Roseboom eerder regel dan uitzondering dat zwangere vrouwen in en na de Hongerwinter afvielen in plaats van aankwamen. Uit de oude geboortedossiers blijkt dat vrouwen bij hun eerste controle vaak rond de 68 kilo wogen en vlak voor de bevalling nog maar 62 kilo of minder. „En dan te bedenken dat in een normale zwangerschap de baby in de laatste twaalf weken 2 tot 2,5 kilo zwaarder wordt.
Sommige vrouwen waren zo ondervoed dat het niet lukte om borstvoeding te geven. Kregen kinderen melk uit de fles, dan was die vaak aangelengd met water en suiker.”
We weten nu dat die ondervoeding tijdens de zwangerschap gevolgen heeft voor de gezondheid van de baby. Wat kunnen we met die kennis?
„Het is belangrijk om te weten dat een eicel niet ontstaat tijdens de bevruchting, maar al wordt aangelegd als een vrouw nog bij háár moeder in de buik zit. Een mens wordt dus veel eerder gevormd dan wij vaak denken. Vreemd genoeg begint de verloskundige zorg pas na de twaalfde week van de zwangerschap. Dan zijn de belangrijke organen dus al aangelegd.
Wat mij betreft moet de zorg veel eerder beginnen. Liefst al voor de bevruchting. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat kinderen die verwekt zijn op het dieptepunt van de Hongerwinter, ongezonder zijn dan baby’s die kort daarvoor of daarna zijn verwekt. Moeders moeten dus zelfs vóór de zwangerschap goed eten als ze willen dat hun kinderen echt gezond worden.”
Hoe kun je daarvoor zorgen?
„Een preconceptiespreekuur is een goed idee. Verschillende verloskundigen en ziekenhuizen hebben zoiets al. Aanstaande ouders krijgen tijdens zo’n gesprek adviezen over voeding en leefstijl. Dat gaat verder dan: „Je kunt beter geen rauwmelkse kaas eten” en „slik foliumzuur.” Want wil je een zwangerschap vanaf het begin zo goed mogelijk laten verlopen, dan is het verstandig om te stoppen met roken, óók als vader, en te letten op alcoholgebruik. Er zijn meer oorzaken voor een slechte start dan ondervoeding. Ook óvervoeding kan gevolgen hebben. En we hebben ontdekt dat stress van de moeder op haar kind kan worden overgedragen.”
Meer aandacht dus voor het prille begin. U hebt zelfs meegewerkt aan de ontwikkeling van een landelijk actieprogramma: Kansrijke start.
„Klopt. Ik vind het belangrijk nú iets te doen met de kennis die we met ons onderzoek hebben verkregen. Het programma Kansrijke start moet zorgen voor een betere samenwerking tussen kraamzorg, verloskundige zorg, wijkteams en jeugdgezondheidszorg. Er is bijvoorbeeld een project opgezet dat begeleiding van een verpleegkundige regelt voor heel jonge vrouwen die onbedoeld zwanger zijn. Deze begeleiding gaat door tot hun baby een jaar oud is. We zien dat deze aanpak veel ellende voorkomt. De eerste duizend dagen van een kind zijn gewoon heel belangrijk. En die periode begint dus al op het moment van de bevruchting.”
Zo’n 200 gram lichter dan gemiddeld
De aanzet tot het Hongerwinteronderzoek van het Amsterdam UMC werd gegeven door de Engelse arts David Barker. Hij had het idee dat het ontstaan van hart- en vaatziekten samenhangt met slechte omstandigheden vóór de geboorte en wilde dat verder uitzoeken. De bewaard gebleven geboortedossiers van het Amsterdamse Wilhelmina Gasthuis bleken een goed startpunt voor zo’n studie.
Kinderen die tijdens de Hongerwinter zijn geboren –en dus in de laatste paar maanden van de zwangerschap waren blootgesteld aan ondervoeding– waren bij de geboorte ongeveer 200 gram lichter dan gemiddeld.
Tijdens de Hongerwinter er kwamen minder kinderen ter wereld dan daarvoor en daarna. In de laatste drie maanden van 1945 werden er in Amsterdam maar half zo veel kinderen geboren in vergelijking met de laatste drie maanden van 1944.
Hongerwinterbaby’s hebben de neiging om meer van hun dagelijkse calorieën uit vet te halen dan mensen die voor of na de winter van 1944/1945 geboren zijn. Aangenomen wordt dat de foetus in de baarmoeder ‘begrijpt’ dat het in de buitenwereld bar en boos is. Daardoor ontwikkelt die een hang naar het aanmaken van vetreserves.
Altijd zin in vet eten
Acht deelnemers aan het Hongerwinteronderzoek zijn geportretteerd voor het boek ”Baby’s van de Hongerwinter”, dat Tessa Roseboom samen met journalist Ronald van de Krol in 2010 publiceerde.
Christina Wandalee, geboren in december 1944, vertelt in het boek: „Ik was altijd zo iemand die de vetrand van het vlees opat. Mensen stonden daar gek naar te kijken, maar ik vond het lekker. En als het koud was, had ik –maar ik denk wij allemaal thuis– het idee dat ik flink moest eten om het een beetje warm te houden.”
Ook Jannie Fafieanie, geboren in oktober 1945, komt aan het woord: „Ik heb altijd een slechtere gezondheid gehad dan mijn broer en zus, die allebei van na de oorlog zijn: nierstenen die steeds terugkwamen, een hoog cholesterolgehalte en later borstkanker. Soms maak ik een dolletje en zeg ik: Had mijn geboorte niet even uitgesteld kunnen worden? Dat mijn moeder niet goed te eten heeft gehad, dat is op mij geslagen, denk ik. Dat kan niet anders. Ik heb wel borstvoeding gekregen, maar of daar wat in zat, weet ik niet.”