Spreken over hel mag nooit spits van verkondiging zijn
Speelt de hel nog een rol in het denken en voelen van (kerk)mensen? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet? De Heere Jezus Christus sprak meer over de hel dan over de hemel. Echter, met geen andere intentie dan om te behouden!
De hel is een ongemakkelijk, beklemmend en zelfs beladen thema, waaraan soms veel pastorale nood kleeft. Niet alleen als het over jezelf gaat. Het klemt te meer als een of meer van je kinderen zijn afgehaakt en ook familie en goede vrienden niets meer met het christelijk geloof hebben.
Bestaat de hel wel? Of is hij een denkconstruct? Bedacht door de kerk om mensen aan zich te binden? Het geloof zou vooral floreren bij een stevige portie angst, die door de kerk gretig werd geëxploiteerd. Pedagogisch heel verwerpelijk. Maar sinds het tijdvak van de Verlichting ‘weten’ we beter. De hel werd steeds verder uit ons denken verbannen, ”weg-getheologiseerd”. We bewogen ons in rap tempo van feit naar fictie.
In orthodox-protestantse kring verdween de hel nog (net) niet achter de horizon. Hij is het huiveringwekkende eindstation van de brede weg. Maar kennelijk is op menige kerkganger van toepassing de gevleugelde uitdrukking dat de hemel niet verkwikt en de hel niet verschrikt. Geloof ”aan” (niet ”in”) de hel neemt af, in tegenstelling tot het ”hemelgeloof”. Ondanks de secularisatie geloven velen nog in een leven na dit leven. Beter gezegd: ze hopen daarop. Vaak gaat het om een hemel die is ingericht naar eigen smaak. Een geseculariseerd oord waar men oude bekenden en familieleden weer ontmoet.
Taboe
Werd eerder te gemakkelijk, te snel en te vaak over de hel gesproken (in sommige kringen mogelijk nog steeds), nu lijkt er eerder een taboe op te liggen. Mede onder sociale druk.
In Trouw (21-12-2002) vertelde godsdienstsocioloog prof. dr. Hijme Stoffels zich geen preek te kunnen herinneren waarin het ging over de hel. „Je hoort in de kerk in het geheel niets meer over het leven na de dood, alleen met begrafenissen. En dan wordt er zonder meer vanuit gegaan dat de overledene in de hemel is, bij God. De vraag wordt nooit gesteld of hij goed terechtkomt.”
Een jongeman die een radicale bekeringsweg ging, vroeg zich hardop af of er nog mensen verloren gaan in de kerk. Een opmerking die tot nadenken stemt. Voor iedere ambtsdrager minstens een gewetensvraag. Houden wij niets achter? Geloof ik zelf nog wel dat mensen buiten Christus verloren zijn en blijven? Kun je werkelijk over het Evangelie als blijde boodschap (s)preken als je de Bijbelse noties van Gods recht en heiligheid, oordeel en straf niet uiterst serieus neemt? Deze vragen raken voluit de prediking en het pastoraat.
Ondanks alle verschuivingen en verleggingen in theologie en geloofsopvatting komen we in de pastorale praktijk nog altijd mensen tegen met een existentiële angst voor ”de hel”, en dus voor het oordeel van God. Hun vragen zoeken een uitweg en een antwoord in de precaire situaties van leven en dood.
Vanwaar die angst? Vloeit ze voort uit een diep besef van het zondaar-zijn voor God? Is ze theologisch of psychologisch van aard? Of een mix van beide?
Dat Godsbeeld en mensbeeld hierbij een belangrijke rol vervullen, is evident. Onjuiste beeldvorming werkt beschadigend in op ons geestelijk, psychisch en fysiek welzijn. Gods Woord is de enige helpende en helende toetssteen in dezen. Soms is corrigerende hulp van de pastor onmisbaar. Een negatief grondgevoel, lage zelfwaardering en een eenzijdig of zelfs on-Bijbels beeld van God behoeven bijstelling.
Ziekelijke angst voor de hel (hadefobie) kan onderdeel zijn van een psychische ziekte. Het besef dat groot onheil nadert, dat op geen enkele manier is te keren, kan een immense lijdensdruk veroorzaken en in extreme gevallen zelfs suïcidale gedachten oproepen. Hier is adequate hulp dringend geboden.
Alverzoening
Je kunt je als ambtsdrager ook zorgen maken over de afwezigheid of geringschatting van Gods recht in het denken van veel kerkmensen. In een veelheid aan boeken, artikelen in kranten en tijdschriften, websites, lezingen en preken wordt de ernst van Gods oordeel en straf ontkend of gebagatelliseerd. Bijbelpassages worden anders geïnterpreteerd. Jezus zou het er niet echt over gehad hebben. Gods liefde zou een hel als plaats van eeuwig lijden volstrekt uitsluiten. Een eeuwige straf zou buitenproportioneel zijn ten opzichte van ieder bedreven kwaad en niet rechtvaardig zijn.
Onmiskenbaar doet de tijdgeest (autonoom denken) hier ook een forse duit in het zakje. Men moet de Schrift geweld aandoen om het gericht over de zondaar die willens en wetens tegen God in leefde te kunnen neutraliseren. Het geeft te denken dat in ”moderne” Bijbelvertalingen de hel uit beeld raakte. Iemand sprak van „een zolderkamertje van het geloof waar we zelden komen.”
Mijns inziens heeft de leer van de alverzoening grote delen van de kerk geïnfiltreerd en de hel weggefilterd. Het is de leer van het universalisme, waarin God uiteindelijk iedereen redt en de eventuele hel leeg blijft. De hel past daarmee ook niet meer binnen ”onze” ethiek. Deden we maar als de mensen in Beréa: alles grondig toetsen aan Gods Woord (Handelingen 17:11).
Dé Autoriteit
Wat zegt de hoogste Autoriteit, de Heere Jezus Christus? Hij sprak meer over de hel dan over de hemel. Echter, met geen andere intentie dan om te behouden! Om „de toekomende toorn” te ontgaan. Geloof in Hem is dan ook een werkelijk angstverdrijvend medicijn, therapeutisch in de zuiverste zin. Zijn kruistriomf is het failliet van duivel en hel voor een ieder die zich gelovend aan Hem toevertrouwt.
Johannes 3:16 windt er geen doekjes om. Hij is gekomen omdat God deze wereld zo onzegbaar liefhad, opdat een ieder (!) die in Hem gelooft niet verloren gaat… En als in één adem spreekt Hij ook over het verloren kunnen gaan, waarbij Hij de volle verantwoordelijkheid bij de mens legt. Gingen opwekkingsbewegingen in en buiten de kerk veelal niet datzelfde spoor? Denk aan Jonathan Edwards en Robert M. McCheyne. Paulus wist van „de schrik des Heeren”, die hem „bewoog” te redden al wie hij buiten Gods genade zag. Juist de liefde van Christus vuurde hem aan.
Durven wij in het pastoraat ook nog te waarschuwen zodra we ontdekken dat iemand verkeerd koerst? Een dodelijk zieke die ervan overtuigd is „goed af te zijn”, terwijl er veel is wat daar vraagtekens bij doet zetten?
„Al je uren te wijden aan het voorkomen dat mensen naar de hel gaan, al was het er maar eentje. Alleen… bijna geen enkele traditionele christen doet dat. De vraag die dan rijst, is dus of diegene er zelf wel echt in gelooft…”, aldus Reinier Sonneveld. Eerder prikkelde de hervormde theoloog prof. dr. H. Berkhof al met zijn stelling: Als het huis van je buurman in brand staat, waarschuw je hem, maar je kunt hem ondertussen zonder enige waarschuwing verloren laten gaan. Is dat zo?
Spreken over de hel en een oordeel met negatieve consequenties is niet populair. Zeker niet in een tijd waarin de secularisatie ook onze gezinnen doortrekt. Ze is ook niet en mag ook nooit de spits van onze verkondiging zijn. Maar het is wel nodig de mogelijkheid van verloren gaan het volle pond te geven, en dat in navolging van Christus. Laten we de Bijbel, God Zelf en onze naaste serieus nemen. Dat is heilzaam.
De auteur is hervormd emeritus predikant. Dit artikel gaat terug op de workshop ”de hel in het pastoraat”, die hij gaf op de studiedag over “de hel” op 14 februari aan de Theologische Universiteit Kampen. Hij schreef het boekje ”De laatste ernst. Over de plaats van hemel en hel in prediking en pastoraat”.