Tweefasen-vwo uitdagend voor leerling én docent
De vierdeklassers Daniëlle Hille, Rianne van Laar en Adrian Markus volgen het tweefasen-vwo op het Van Lodenstein College in Kesteren. Dat betekent dat ze niet één, maar twee keer examen doen; in de vijfde klas op havo- en in de zesde klas op vwo-niveau. Daniëlle: „De examenervaring uit klas vijf komt in de zesde goed van pas.”
Het was jarenlang bijna een trend op het Van Lodenstein College (VLC) in Kesteren: een aanzienlijk deel van de leerlingen uit vwo 3 koos ervoor naar havo 4 te gaan of op een andere school in de regio hun vwo-diploma te halen.
De reden? De Kesterense locatie bood het vwo alleen in de onderbouw aan. Scholieren die naar vwo 4 wilden, moesten daarom voor de laatste drie jaar van hun opleiding naar de locatie in Amersfoort uitwijken: een route die niet iedere leerling –door de fors langere reistijd– zag zitten.
De bovenbouw van het vwo ook in Kesteren aanbieden was geen optie; het VLC heeft daarvoor geen licentie. De school bezon zich daarom op manieren om een excellentieprogramma aan te bieden voor havisten die wat meer uitdaging zouden aankunnen, kwam in contact met twee scholen die tweefasen-vwo (2FV) aanboden en besloot deze leerroute ook op de Kesterense locatie in te voeren.
Inmiddels zit het voorbereidingstraject van zo’n anderhalf jaar erop en is 2FV dit schooljaar op het VLC van start gegaan. Dat betekent dat de vwo-leerlingen in plaats van drie jaar Kesteren en drie jaar Amersfoort vijf jaar in Kesteren kunnen blijven en alleen voor hun vwo-examenjaar naar Amersfoort moeten uitwijken.
2FV is een relatief nieuwe leerroute die slechts door een tiental scholen aangeboden wordt. 2FV’ers doen niet één, maar twee keer examen: in de vijfde op havo-, in de zesde klas op vwo-niveau.
Jo-an Sanders, docent wiskunde en teammanager van de bovenbouw havo-vwo, geeft leiding aan het 2FV. Hij ziet dat scholen verschillende redenen hebben om voor deze leerroute te kiezen. Zo bieden andere scholen 2FV aan omdat ze bijvoorbeeld te weinig leerlingen hebben om aparte vwo-klassen samen te stellen of omdat ze havoërs meer uitdaging willen bieden. „Bij ons woog zwaar dat we de reistijd voor de leerlingen aanzienlijk kunnen verkorten en daarmee de drempel om voor het vwo te kiezen, verlagen.”
Vwo-plus
Hoewel de 2FV’ers op het VLC staan ingeschreven als havoërs, ongeveer de helft van de tijd bij havoleerlingen in de klas zitten en klaargestoomd worden voor een havo-examen, wil Sanders bewust niet over een ”havo-plusopleiding” spreken. „2FV’ers volgen een volwaardig vwo-onderwijsprogramma en gebruiken vwo-lesmethoden. Ze leggen alleen een keer vaker examen af dan de gemiddelde leerling.” Het 2FV is daarom volgens hem een extra zware leerroute: ”vwo-plus”.
De negentien 2FV’ers zitten bij ongeveer de helft van de vakken samen met havoleerlingen in de klas. Dat is noodzakelijk, legt Sanders uit. „Met alleen vwo’ers kunnen de clusters namelijk niet gevuld worden; dan worden de groepen te klein.” Bij verplichte vakken, zoals Nederlands en Engels, is er wel een aparte 2FV-klas.
Groepsopdracht
De gemengde samenstelling van de groep betekent dat een gedeelte van de vakdocenten in dezelfde les zowel de havo- als de vwo-stof moet aanbieden. Sanders: „Over het algemeen gaat dat goed. Het heeft mij verbaasd hoeveel overlap er is. Wel zie je dat de leerlingen uit 2FV dieper op de stof ingaan en de docent hun daarom na de klassikale instructie nog wat verdere uitleg moet geven. Bij een vak als wiskunde is meer maatwerk nodig, omdat de havo- en de vwo-stof erg uiteenloopt.”
Een kijkje in twee lokalen laat zien op welke manieren docenten proberen zowel de vwo’ers als de havoërs te bedienen. Zo heeft Paul Bakker, docent Frans, de twee 2FV’ers die zijn klas rijk is aan de voorste tafels gezet, pal voor zijn bureau. „Een bewuste keuze”, legt hij uit. „Ze krijgen soms andere, verdiepende opdrachten, waarvoor ik hun extra uitleg moet geven. Op deze manier kan ik hen makkelijk bijpraten.”
Hans de Ruiter, docent economie, heeft eveneens havisten en 2FV’ers onder zijn hoede. Hij heeft zijn klas deze les in groepjes verdeeld: drie havo- en twee vwo-groepjes. Alle vijf werken ze de eerstvolgende lessen aan een groepsopdracht, drie groepjes op havo- en twee op vwo-niveau. Op die manier hoeft hij niet klassikaal de stof over te dragen, maar kan hij op groepsniveau –aangepast aan het niveau van het groepje– begeleiding bieden.
Studieruimte
Groepswerk is inderdaad een handig middel om te differentiëren tussen de niveaus, vindt Sanders. „Sommige docenten werken –ook al voordat 2FV werd ingevoerd– veel op de computer. Voordeel daarvan is dat ze dan de handen vrij hebben om de leerlingen op hun eigen niveau te begeleiden en uitleg te geven.”
Dat bieden van maatwerk vindt de teammanager een groot pluspunt van de komst van 2FV. „Docenten zijn –doordat er minder klassikaal wordt lesgegeven– meer bezig met de vraag wat de individuele leerlingen nodig hebben en stemmen daar hun les op af. Dat komt de kwaliteit ten goede.”
Daarnaast moeten de vwo’ers relatief veel zelfstandig aan de slag. Om dat voor hen te faciliteren is er een aparte 2FV-studieruimte ingericht. Daar kunnen de leerlingen ook tijdens de lessen terecht. Sanders: „Omdat die ruimte grenst aan de lokalen waarin aan 2FV’ers les wordt gegeven, praten de docenten de vwo’ers daar weleens apart bij als de havisten aan het werk zijn.”
Geschiedenis
Hoewel alle docenten die lesgeven in het 2FV hun eerstegraadsbevoegdheid hebben, waren ze niet allemaal onverdeeld enthousiast over de invoering van de leerroute. Zo merkte Sanders dat niet iedereen het direct zag zitten om aan twee niveaus tegelijk les te geven. „Daarnaast moesten sommige docenten zich de weggezakte vwo-lesstof opnieuw eigen maken.”
De school koppelde daarom aan elke sectie een vakdocent van de locatie Amersfoort; die maakt de Kesterense docenten –waar nodig– wat wegwijs in de stof en kijkt mee bij de samenstelling van het toetsingsprogramma.
De locatie Amersfoort is sowieso nauw betrokken geweest bij de invoering van 2FV. Zo hadden twee docenten van de hoofdlocatie zitting in de vijfkoppige 2FV-commissie. „In Amersfoort hebben ze veel ervaring met vwo’ers; daarop liften wij mee”, legt de teammanager uit.
Ook de handleiding voor het profielwerkstuk –dat de 2FV’ers niet in de zesde, maar in de vijfde klas afronden– komt van die locatie. Sanders: „Door steeds ons lesaanbod af te stemmen met locatie Amersfoort zorgen we ervoor dat de kwaliteit van het vwo in Kesteren bewaakt blijft.”
Om de overgang naar vwo 6 zo goed mogelijk voor te bereiden volgen de 2FV’ers in de weken tussen het havo-examen en de zomervakantie een aangepast programma. Sanders: „Het zou dus zomaar kunnen dat de leerlingen die weken bijvoorbeeld geen geschiedenis hebben, maar wel vijf of zes uur wiskunde, omdat ze bij dat vak nog niet klaar zijn met alle vwo-stof.”
Valkuil
Het 2FV in Kesteren staat onder leiding van de landelijke stichting Tweefasen-vwo. De stichting bezoekt het VLC regelmatig. „Er wordt tijdens die bezoeken op gelet of je wel echt onderwijs op vwo-niveau geeft en of je voldoende differentieert in je lessen”, legt de docent wiskunde uit. „Soms heb je in dezelfde klas een zwakke havoër en een goede vwo’er. Het is een valkuil om je als docent te richten op een bepaalde groep. De stichting let daar op en zorgt er zo voor dat zowel de vwo’ers als de havisten voldoende aandacht krijgen.”
Ontwikkelkansen ziet Sanders genoeg. „Misschien stellen we 2FV in de toekomst ook open voor havisten, zodat zij na havo 5 gemakkelijker kunnen doorstromen naar vwo 6.” Daarnaast zou het volgens hem een optie zijn om havoleerlingen die goed zijn in een bepaald vak dat specifieke vak op vwo-niveau te laten volgen. „2FV loopt, maar is zeker nog niet af. We zien nog genoeg uitbreidingsmogelijkheden.”
„Je hebt in ieder geval een havodiploma”
Adrian Markus (15) uit Ochten en Daniëlle Hille (16) en Rianne van Laar (15), allebei uit Opheusden, zitten op het tweefasen-vwo (2FV). Dat ze nu tot en met de vijfde klas in Kesteren kunnen blijven en niet naar de vestiging in Amersfoort moeten, gaf voor hen de doorslag om voor deze leerroute te kiezen. Rianne: „Nu ben ik binnen een kwartier op school, als ik naar Amersfoort zou gaan, moet ik eerst vijf minuten fietsen en daarna nog een uur in de bus zitten; dat scheelt behoorlijk.”
Examenervaring
Hoewel de drie leerlingen na de vijfde klas –hoogstwaarschijnlijk– een havodiploma op zak hebben, zijn ze vast van plan nog een jaar naar Amersfoort te gaan om daar vwo-examen te doen.
Juist het extra examenmoment in klas 5 waarderen Adrian, Daniëlle en Rianne positief. „Mocht je het vwo opeens toch niet halen, dan heb je in ieder geval een havodiploma”, vindt Adrian. Daniëlle: „Het is ook heel fijn dat je al wat examenervaring hebt; daar heb je in vwo 6 alleen maar voordeel van.”
Alle drie ervaren ze 2FV niet als een extra intensieve leerroute. „We weten natuurlijk niet hoe druk de vwo-leerlingen in Amersfoort het hebben, maar de tijd die we anders in de bus hadden gezeten, kunnen we nu aan huiswerk besteden”, vertelt Adrian. „Dat kwartiertje dat 2FV ons misschien extra kost, halen we er alsnog ruimschoots uit.”
De havoërs en vwo’ers trekken in de klas niet echt met elkaar op, merken de drie 2FV’ers. Geen probleem, vinden ze. Rianne: „Het is ook logisch, de havisten kennen elkaar al van vorige jaren en de vwo’ers ook. Dan blijf je toch in je eigen groepje hangen.”