Zelfs Vincent van Gogh was betrokken bij de Jodenzending in Amsterdam
Jodenzending is vandaag een besmet woord, ook onder orthodoxe protestanten. Anderhalve eeuw geleden floreerde de Evangelieverkondiging aan nazaten van Abraham. Zelfs Vincent van Gogh deed eraan mee. In de Zionskapel aan de Amsterdamse Barndesteeg.
Haaks op de beruchte Oudezijds Achterburgwal ligt de Barndesteeg, met op nummer 21 het Shelter City Christian Hostel. Jongeren uit de hele wereld weten de christelijke jeugdherberg van Tot Heil des Volks te vinden, vanwege de sfeer en de prijs. Ooit stond hier de Zionskapel, bestemd voor heilbegerige en reeds bekeerde Joden. Op 30 mei 1847 werd de kapel ingewijd door de Joodse zendeling Christiaan Wilhelm Hirsch Pauli (1800-1877). De London Society for Promoting Christianity Amongst the Jews, afgekort als London Society, maakte de bouw mogelijk. Daarmee kreeg Pauli het door hem begeerde godshuis als centrum van zijn werk.
Het genootschap voor zending onder de Joden wordt in 1809 opgericht vanuit de London Missionary Society. Dit zendingsgenootschap onderkent de wenselijkheid van een aparte organisatie voor de arbeid onder Gods oude bondsvolk. De London Society, vanaf 1815 nauw verbonden aan de Church of England, besluit ook buiten Engeland activiteiten te gaan ontplooien. In 1819 wordt ex-rabbijn Benjamin Nehemia Salomon uitgezonden naar Rotterdam. De voorganger van de anglicaanse kerk in Amsterdam krijgt er een taak bij: die van zendeling onder Israël, met assistentie van de bekeerde Hollandse Jood Herman Erasmus Simon.
Koepelkerk
Met de komst van Pauli begint een bloeitijd van het werk in Amsterdam. De in Breslau geboren zoon van een rabbijn volgt aanvankelijk het spoor van zijn vader, maar komt als jonge rabbi in het Duitse Cothem tot andere gedachten door het bestuderen van de Tenach. Hij aanvaardt Jezus als de Messias en laat zich op 21 december 1823 dopen in de lutherse kerk van Minden.
Na jaren van omzwerving treedt de tot geloof gekomen rabbijn in dienst van de London Society, waarna hij tweeënhalf jaar met opmerkelijk veel zegen in Berlijn werkt. In 1844 plaatst de organisatie hem over naar Amsterdam, waar hij nog datzelfde jaar de Nederlandsche Vereeniging tot medewerking aan de uitbreiding van het Christendom onder de Joden opricht. Tot schrik van Nederlandse rabbijnen, die van Duitse collega’s over zijn daadkracht hebben gehoord.
Aanvankelijk preekt Pauli op zondag in de lutherse Koepelkerk, met voornamelijk niet-Joden onder zijn gehoor. In andere steden met een Joodse gemeenschap verzorgt hij doordeweeks openbare lezingen. Om de doelgroep te trekken, spreekt hij bij voorkeur over onderwerpen die een link hebben met zaken waarvan hij in Joodse bladen wordt beschuldigd. Er verschijnen zelfs speciale pamfletten waarin de zendeling van de London Society onder vuur wordt genomen. „De rabbijnen houden niet op hun anathema’s te slingeren naar het Woord Gods”, laat hij zijn achterban weten, „maar al hun woede dient slechts in de hand des Heeren om Zijn onveranderlijke raad ten opzichte Zijner uitverkorenen te volvoeren.”
Hoogkerkelijk
Door spreekbeurten in gevestigde kerken probeert de Joodse zendeling de belangstelling voor zijn volk op te wekken of aan te wakkeren. De bekeerde Jood Isaäc da Costa, voorman van het Amsterdamse Reveil, staat aanvankelijk sceptisch tegenover Pauli. De in Londen tot deken geordende missionaris behoort tot de hoogkerkelijke stroming binnen de Anglicaanse Kerk.
Zijn diensten in de Koepelkerk zijn zeer liturgisch; Pauli preekt zelfs in een witte toga. Dat kan Da Costa maar matig bekoren. Toch neemt zijn waardering voor Pauli snel toe. In een brief waarmee hij hem aanbeveelt bij de invloedrijke staatsman Groen van Prinsterer bekent hij: „Ik moet u zeggen dat deze onze broeder uit Israël mij in den laatsten tijd eerder medeviel. Zijn prediking is, hoor ik, warm en levendig. (…) Hij is op weg, door zijn Engelschen invloed en Joodsche schranderheid, om ook van de gereformeerde predikanten alhier iets dergelijks te verkrijgen voor een maandelijksche bidstonde.”
Zondagsschool
De arbeid van Pauli blijft ook in Amsterdam niet ongezegend. In de loop der jaren ontstaat er een gestaag groeiende gemeenschap van Joodse christenen. Alle ambtsdragers van de Zionskapel zijn gedoopte Joden. Drie jaar na de opening van de kapel start Pauli een zondagsschool, primair bedoeld voor de kinderen van tot het christendom overgegane Joden.
Gedurende de dertig jaren die hij in Nederland werkt, komen zo’n 450 Joden tot de erkenning van Jezus als de Messias. Van hen worden er 105 door Pauli zelf gedoopt, onder wie de vermogende Sefardische Jood Mozes Salvador. Diens overgang naar het christendom wekt grote beroering in de Joodse gemeenschap. Temeer omdat hij na zijn doop lezingen over het christendom gaat houden, die door veel Joden worden bijgewoond.
Vincent van Gogh
In 1874 wordt de bejaarde Pauli opgevolgd door ds. August Carl Adler (1835-1907), geboren uit Joodse ouders die tot het christendom overgingen toen hij vijf jaar oud was. Eerder heeft hij voor de London Society al in Boekarest gewerkt.
Het door Pauli opgezette werk, van bidstonden en leerbijeenkomsten tot lectuurverspreiding en sociaal hulpbetoon, zet Adler met kracht voort. Net als zijn voorganger trekt hij met zijn diensten in de Zionskapel en de Bijbellezingen in onder meer Rotterdam, Den Haag en Utrecht naast gedoopte en belangstellende Joden ook niet-Joodse christen. Zo zit de vooraanstaande familie De Savornin Lohman vaak onder zijn gehoor.
Bij het zondagsschoolwerk krijgt Adler in 1877 enige tijd hulp van de jonge Vincent van Gogh. Die maakt zich in Amsterdam door privéonderwijs het Latijn en Grieks eigen, omdat hij dominee of evangelist wil worden. Zijn vader moet weinig hebben van zijn contacten met de behoudende Adler, maar Vincent schrijft in een Engelstalige brief aan zijn broer Theo met waardering over de Joodse zendeling, die hij typeert als „vriendelijk en bekwaam.” De kaart van het Heilige Land die hij voor de verjaardag van zijn vader heeft gemaakt, neemt hij mee naar Amsterdam om er het sombere lokaaltje mee op te fleuren.
Tot Heil des Volks
In 1907 komt voor Adler een einde aan 35 jaar arbeid onder de Joden in Amsterdam en omstreken. Hij overlijdt op 15 september van dat jaar na een kortstondige ziekte. Daarmee is het einde van de Jodenzending in Nederlands hoofdstad door de London Society nabij, al stuurt het genootschap een jaar na Adlers sterven ds. Leopold Zeckhausen nog naar Amsterdam. Deze orthodox-Joods opgevoede missionaris is twintig jaar eerder door Adler in de Zionskapel gedoopt.
In 1910 wordt Zeckhausen overgeplaatst naar Boekarest. De London Society ziet geen taak meer voor zich weggelegd in Amsterdam. De Zionskapel wordt verkocht en valt in 1915 onder slopershamers, om plaats te maken voor een schoolgebouw van de stichting Tot Heil des Volks, waaraan ook een aantal vertrekken voor armenzorg is verbonden. In 1972 krijgt het complex de functie van jeugdhotel. Vandaag weet nog maar een enkeling dat hier tot het begin van de twintigste eeuw werd gearbeid tot heil van het Joodse volk.
Dit is het eerste deel in een tweeluik over zending onder het Joodse volk.
De Schotse Zendingskerk
Parallel aan de arbeid van de London Society ontstaat een op Jodenzending gerichte beweging vanuit het Reveil, met de Joodse arts Abraham Capadose als kartrekker. Hij begint met het houden van bidstonden voor Israël en het organiseren van samenkomsten van de Vrienden Israëls, een netwerk van lokale comités. In 1861 gaan die op in de Nederlandsche Vereeniging voor Israël. De geboorte daarvan is mede te danken aan de in 1843 ontstane Free Church of Scotland. In 1849 stuurt die de Joodse zendingspredikant Carl Schwartz naar Amsterdam; zeven jaar later koopt de Free Church de leegstaande Fransche Komedie aan. Deze wordt omgevormd tot de Schotse Zendingskerk. Schwartz verricht zijn werk in nauwe verbondenheid met de Nederlandsche Vereeniging voor Israël, waarvan hij voorzitter is. Na zijn vertrek dienen de Joodse zendelingen Meijer, Bromet en Fürst de zendingskerk. De verhouding tussen Fürst en het bestuur van de Nederlandsche Vereeniging voor Israël raakt gebrouilleerd. In 1886 besluit de Free Church of Scotland de zendingspost in Amsterdam op te heffen. De Nederlandsche Vereeniging voor Israël mag het kerkgebouw blijven gebruiken voor haar activiteiten. In 1908 neemt de vereniging de kerk over. Die krijgt nu de functie van „centraalgebouw” voor zending onder Israël en andere christelijke werkzaamheden. De naam wordt veranderd in Salvatori (gewijd aan de Verlosser). In 1931 moet het gebouw vanwege financiële problemen worden afgestoten, tien jaar later komt er op last van de Duitse bezetter een einde aan de vereniging. De voormalige zendingskerk krijgt in 1948 haar oude bestemming terug. Amsterdammers kennen het pand nu als de Kleine Komedie aan de Amstel. De geschiedenis kent wonderlijke cirkelgangen.