Mens & samenleving

Henk Groenendijk: een groen hart onder een zwarte jas

Geen woorden maar daden. Het kenschetst Henk Groenendijk (64) en maakt hem een rasechte Rotterdammer. Als jongen van 15 jaar treedt hij in dienst bij de stad Rotterdam. Nu, haast een halve eeuw verder, heeft hij alles wat denkbaar is gedaan bij het gemeentelijke ingenieursbureau.

17 February 2020 18:24Gewijzigd op 16 November 2020 18:16
Een stemmig pak en Henk Groenendijk zijn onafscheidelijk. Daaronder klopt een groen, duurzaam hart. beeld Sjaak Verboom
Een stemmig pak en Henk Groenendijk zijn onafscheidelijk. Daaronder klopt een groen, duurzaam hart. beeld Sjaak Verboom

Het water van de Nieuwe Maas glinstert in het licht van een waterig winterzonnetje. De auto’s die over de Erasmusbrug rijden, zijn net speelgoed. Vanaf de veertigste verdieping van De Rotterdam lijkt zelfs cruiseschip Atania bij de aanpalende terminal niet al te groot. Ondanks de heiige lucht is het uitzicht op de skyline van Rotterdam vanaf zo’n 140 meter hoogte indrukwekkend.

„Bij kraakhelder weer –dat is het maar een paar dagen per jaar– kun je vanaf hier met een verrekijker de verkeerstoren van Schiphol zien”, zegt Groenendijk, die in deze wolkenkrabber zijn werkplek heeft.

Het Manhattan aan de Maas, zo luidt de bijnaam van het ensemble hoogbouw langs de rivier in 010. Het kantoorgebouw De Rotterdam van ontwerper Rem Koolhaas is daarbij een blikvanger: drie torens die halverwege iets verspringen.

Ondanks de hoogte van het gebouw dringt een monotoon, donker, dreunend geluid door. „Het intrillen van een damwand”, weet Groenendijk. Als geboren en getogen Rotterdammer kent hij de stad als zijn broekzak en vormen ook de geluiden van de haven voor hem geen raadsel.

Waaruit blijkt dat u een rasechte ”Rotterdammert” bent?

„Ik houd van aanpakken. Een Rotterdammer staat voor hard werken, wil daden zien. Je kunt het ook relateren aan het Woord met een hoofdletter. We hebben als christen de roeping om de daad bij het Woord te voegen. Andere Rotterdamse eigenschappen: lef hebben en recht voor zijn raap zijn.”

Aan welke plekken in Rotterdam heeft u bijzondere persoonlijke herinneringen?

„Ik denk aan aan hoe ik als jongetje in de jaren zestig iedere zondag vanuit Rotterdam-Kralingen naar de kerk liep, naar de Boezemsingel. Niet wetend dat die singel later in mijn werkzame leven meer voor mij zou gaan betekenen. Ik kwam erachter dat die singel daar niet toevallig lag. Hij is onderdeel van het singelsysteem om rioolwater af te voeren, wat is bedacht door stadsarchitect W. N. Rose. Hij zag kinderen sterven vanwege de slechte hygiëne en wilde de wereld beter maken. Het spreekt mij aan dat hij zijn visie in daden wist om te zetten.”

De Laurenskerk is een andere plek met veel herinneringen voor Groenendijk, die zelf ouderling is in de gereformeerde gemeente in Capelle aan den IJssel-West. „Voor een comité van Woord en Daad organiseerden we er talloze muziekavonden. In die kerk dacht ik altijd: hier heeft Hellenbroek gestaan, en Simonides, Brakel en Fruytier. Ik voel me schatplichtig om dergelijke preken te lezen in de kerk. Oud goud.”

U heeft de Maasstad zien groeien als kool. Het is nu een grote havenstad met internationale allure. Mooi?

„Ja, Rotterdam heeft aanzien. Dat komt denk ik door de Rotterdamse mentaliteit. We laten daden zien. De stad loopt voorop als het gaat om klimaatadaptatie (het bestendig maken van de openbare ruimte tegen het veranderend klimaat, MK). Mooi is het als andere steden je dan vragen mee te helpen. Zo adviseerden we in 2005 New Orleans na de orkaan Katrina.”

Heeft die groei ook keerzijden?

„Zeker. Van een kerkelijk bolwerk heb ik Rotterdam zien ontkerkelijken. Dat doet pijn. Hier stonden megakerken. In mijn jeugd hoorde je op zondag in Rotterdam de klokken beieren en liepen er overal mensen naar de kerk. De kerk aan de Boezemsingel zat toen –ten tijde van ds. A. Vergunst– stampvol. Ik moet er vaak aan denken dat ds. Kersten en ds. Fraanje zijn geroepen met de woorden: „Ik heb veel volks in deze stad.” Een ander voorbeeld: vroeger waren er zeventien SGP-kiesverenigingen, nu nog maar één.”

Vergroeid

Dat Groenendijk haast vergroeid is met Rotterdam, bewijst zijn werkzame leven. Als 15-jarige startte hij op de tekenzaal bij de gemeente Rotterdam. Na de avond-mts en -hts kwam hij meer in de bouwkundige hoek terecht. Hij raakte betrokken bij de zoetwatervoorziening van Europoort, Botlek en Maasvlakte. Onder zijn verantwoordelijkheid kwam er een boortunnel voor zoetwaterleidingen onder het Hartelkanaal. Inmiddels werkt Groenendijk ruim 48 jaar voor de gemeente. De laatste twintig jaar heeft hij leidinggevende functies bij het ingenieursbureau vervuld op het gebied van water, groen, wegen, bruggen, milieu en economie. Nu geniet hij van zijn afdeling rond innovatie en onderzoek, die zich richt op metingen in de ondergrond.

U begon al op 15-jarige leeftijd te werken voor de gemeente Rotterdam, dat is jong.

„Je zou bijna zeggen dat het kinderarbeid was. Ik kwam uit een gezin waar doorleren niet vanzelfsprekend was. Na mijn lts-timmerdiploma ging ik gelijk aan de slag. Ik wist van toeten noch blazen. Wat meespeelde, was dat mijn vader overleed toen ik vijftien was. Een kennis nodigde me toen uit om bij de gemeente te komen werken. Tijdens het sollicitatiegesprek had ik amper twee woorden gezegd en ik was aangenomen.”

Uw vader stierf jong, ingrijpend.

„Ja, dat heeft grote indruk op mij gemaakt.” Zichtbaar emotioneel: „Ik durf te zeggen dat mijn vader iets beoefende van de vreze des Heeren. En dat legde ook beslag in het gezin. Als ik eraan denk, ontroert het me nog. Mijn vader was als een vuurbrand uit het vuur gerukt. Hij was 25 jaar toen de Heere in zijn leven krachtig ingreep. Toen hij thuiskwam uit zijn werk zei hij tegen mijn moeder: „Lies, hebben we een Bijbel?” Maar die was niet in huis. Een halfjaar later ging ook mijn moeder mee naar de kerk en werden de kinderen gedoopt.”

Uitzicht

Van 140 meter hoogte dwaalt Groenendijks blik over de stad. Het uitzicht roept herinneringen op aan projecten die hij deed. „Er zijn zo veel plekken geweest waar je invloed op hebt gehad. Dan denk ik aan de aanleg van metrolijnen, de eindredactie van het bestek van de Erasmusbrug of het bouw- en woonrijp maken van de wijk Nesselande.”

Wat is een bijzonder project waaraan u bijdroeg?

„Dat is de begeleiding van de renovatie van het Rotterdamse stadhuisorgel door organist Aart Bergwerff en stadsorganist Geert Bierling. Een bijzondere klus. Dat orgel staat in het stadhuis aan de Coolsingel. Zo’n project kun je dus ook tegenkomen bij het ingenieursbureau.”

Hoe is het om te werken en leiding te geven in een seculiere omgeving?

„Alle collega’s weten hoe ik in het leven sta. Soms is er een moment om iets te delen. Zo droeg ik rond vakantietijd eens een gedicht voor van Revius over reizen. „Wat baat ’t veel gereisd in landen wijd-gelegen, zo gij niet in en gaat des Heeren smalle wegen?” Zoiets geeft aanleiding tot een gesprekje.”

Geen scherpslijper

Welk project Groenendijk ook doet, hij is gericht op samenwerken. „Ik ben een echte netwerker. Altijd op zoek naar verbinding.” Door de juiste mensen om zich heen te verzamelen werkt hij gedreven aan het hogere doel: bijdragen aan een duurzamer Rotterdam. Hij wijst: „Daar, het drijvende bos.” Ver beneden hem dobberen twintig bomen-in-boeien vredig in de Rijnhaven. Het kunstwerk staat symbool voor het inpassen van groen in de stad.

Als christen voelt Groenendijk zich er verantwoordelijk voor om een bijdrage te leveren aan de zorg voor de schepping. Daarbij is hij geen scherpslijper. Hij heeft niets met klimaatdrammers, maar wil tegelijk het klimaatprobleem niet bagatelliseren zoals populisten doen. „Ik ben van het radicale midden. Zeker geen extremist. Tegelijk begrijp ik niet dat er mensen zijn uit onze gezindte die klakkeloos achter klimaatontkenners aan rennen. Het is me een raadsel waarom je dat doet als je de gereformeerde belijdenis aanhangt. We moeten Bijbels genormeerd denken, dus niet socialistisch, liberaal of conservatief, dat is in principe allemaal hetzelfde. We kunnen veel leren van Guido de Brès, die de schepping zag als letteren in een boek. Hij had grote eerbied voor de schepping, die we gekregen hebben uit Gods hand.”

Waar begon uw voorliefde voor duurzaamheid?

„Mijn ouders brachten mij als kind al de eerbied voor de schepping bij. Hoe met de aarde om te gaan blijft voor mij een worsteling. Hoe breng je dat goed in de praktijk?

De liefde voor de schepping kreeg verder vorm toen ik samen met anderen in 1978 de plaatselijke SGP-jongerenvereniging oprichtte. In mijn ogen kon de SGP toen meer met de zorg voor het milieu gaan doen. Dat heb ik ook weleens tegen een SGP-voorman gezegd. Het was een van de momenten die me prikkelden om vanaf dat moment op kringlooppapier te gaan schrijven.” Met een grijns: „Ik ben daar in eigen kring weleens om uitgelachen. Maar dat had ik er wel voor over.”

Waarom was u toen al met het thema bezig?

„Dat had denk ik met de maatschappelijke discussies te maken. Zo had je in die tijd de Club van Rome (die kwam met een zorgwekkend rapport over de aarde, MK). Ik durfde zijn boodschap niet af te doen als belachelijk.”

Bent u links?

„Ik kan niet zo veel met links of rechts, maar inderdaad, ik ben weleens uitgemaakt voor een linkse SGP’er. Zo zei iemand eens toen ik het over het bouwen en bewaren van de aarde had: „Sinds wanneer ben jij een kuyperiaan?” Nou, Kuyper deed ook best goede dingen. Het gaat om Bijbels denken. Duurzaam doen is voluit Bijbels.”

Welke Bijbeltekst raakt u in dit verband?

„Een tekst die mij raakt, staat in Spreuken 21:20 en gaat over verspilling. Smijtegelt zou zeggen: „Maak uw staat maar op” (vrij vertaald: toets je eraan, MK). De tekst luidt: „In des wijzen woning is een gewenste schat, en olie; maar een zot mens verslindt zulks.” Olie was in het oude Israël duurzaam goed. Een zot maakt die olie dus op. Voor ons een spiegel. Zijn wij wijs of dwaas? De aarde kregen we in bruikleen, van onze goede Schepper. Iets wat je leent, daar ben je zuinig op, dat maak je niet kapot. Misschien is het wat scherp, maar hier geldt toch het achtste gebod?”

Het zal sommige mensen verrassen: een groen en duurzaam kloppend hart onder een zwarte ouderlingenjas.

„Die hoeven elkaar niet uit te sluiten. In kerk en maatschappij heb ik een plaats gekregen en ik voel dat ik rond duurzaamheid mijn verantwoordelijkheid moet nemen. Hoewel ik moet zeggen dat ik het erg moeilijk vind om het te agenderen in het kerkelijk leven.

Bij bestuurders van voortgezetonderwijsscholen uit onze gezindte deed ik weleens mijn verhaal. Ik merkte dat het een snaar raakte. Vervolgens was ik blij dat het Hoornbeeck College later het congres organiseerde rond ”Duurzaam Doen”.”

Zouden zich in de gereformeerde gezindte meer predikanten en andere mensen met gezag moeten roeren rond dit thema?

„Ja, daar zou ik zeker een appel op willen doen, want zulke personen hebben een vormende functie. Als ik zie hoe het Reformatorisch Dagblad dit punt agendeert, daar heb ik diep respect voor. Soms tegen de stroom in. Verder laten hoogleraren als Johan Graafland en Wim de Vries zich horen. Die zijn meningsvormend bezig, niet als klimaatdrammers, maar de redelijkheid zelve. In de breedte van het kerkelijk leven mis ik het geluid weleens.”

Wat bedoelt u daarmee?

„Daar wil ik voorzichtig mee zijn. Tijdens de behandeling van de Heidelbergse Catechismus kan het onderwerp vanaf de kansel aandacht krijgen als het gaat over het achtste gebod: de verkwisting Zijner gaven. Maar ook de zondagen 9 en 10 lenen er zich voor.”

Hoe ziet u duurzaamheid in eeuwigheidslicht of in het licht van de wederkomst?

„Dan moet ik aan Luther denken. De man die zong: „Delf vrouw en kind’ren ’t graf”, zei ook: „Als morgen de wereld vergaat, plant ik vandaag nog een appelboom.” Als dat niet duurzaam is.”

De mens maakt er een potje van, maar God maakt alle dingen nieuw. Is dat een heerlijk perspectief?

Groenendijk aarzelt. Zoals hij al voor het gesprek benadrukte: hij ervaart schroom om over zijn innerlijk praten. „Ik maak dat niet graag publiek. Wel kan ik zeggen wat op mij indruk heeft gemaakt van de oud gereformeerde dominee Gebraad. Ik heb hem persoonlijk horen vertellen dat hij het schepsel zuchtende zag, Romeinen 8. Hij voelde in de dadelijkheid: dat is om mijn zonden. Vervolgens bad hij voor de koe in nood. „De Heere redde dat beest.” Dat trof me, dat is iets van de praktijk van godzaligheid.”

Als ouderling werkt u in de aardse wijngaard. Hoe blikt u terug op de al ruim dertig jaar dat u in het ambt staat?

„Het ambt blijft een worsteling en daarin is veel tekort. Dat zijn al snel dooddoeners, maar ik voel me niet bekwaam. Waar ik blij van word: als ik merk dat de jeugd geraakt wordt door het lezen van preken van oudvaders. Je vroeg net naar perspectief, vanuit de Heere gezien is er zeker perspectief. God gaat door met Zijn werk. Het zaad zal Hem dienen. Dat geloof ik zeker.”

2020-02-15-rdMAG6-Groenendijk3-8-FC_web.jpg
Groenendijk. beeld Sjaak Verboom

Henk Groenendijk

Henk Groenendijk (1955) studeerde bouwkunde en civiele techniek. Al als 15-jarige trad hij in dienst van de gemeente Rotterdam, waar hij de laatste twintig jaar in het management zit. Hij geeft in deeltijd les aan de Hogeschool Rotterdam. Groenendijk is ouderling in de gereformeerde gemeente van Capelle aan den IJssel-West. Hij bekleedt diverse bestuursfuncties. Zo is hij voorzitter van de raad van toezicht van het Hoornbeek College/Van Lodenstein College. Groenendijk is gehuwd met Joke. Samen hebben ze twee dochters.

Meer over
Het Gesprek

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer