Hoe gaat aanstaande predikant om met psychische valkuilen?
Het ambt van predikant vraagt in een complexe samenleving om veel vaardigheden. Theologische opleidingen besteden steeds meer aandacht aan psychologische toerusting en nemen een zogeheten assessment af. Hoe gaat dat in z’n werk? En hoe ervaren toekomstige predikanten dit?
Veel theologische opleidingen kennen een assessment: een onderzoek dat uit verschillende (psychologische) testen bestaat. Assessmentbureau Interselect uit Gorinchem neemt zulke onderzoeken af voor verschillende predikantsopleidingen. „Studenten gaan hier de deur uit met een beeld van hun persoonlijkheid en sociale vaardigheden, met sterke en zwakke kanten”, legt Simon Reehoorn, mede-eigenaar van Interselect, uit.
Samen met de theologische opleiding stelt het bureau een competentieprofiel op: een overzicht van vaardigheden die een predikant nodig heeft om te functioneren. Daarop wordt in het assessment getoetst. „Bedrijven stellen zo’n profiel vaak op rond competenties die een werknemer succesvol maken. Opvallend is dat de theologische opleidingen zich vooral richten op punten waar het in het verleden fout ging bij predikanten. Dat willen zij in ieder geval voorkomen.”
De profielen van de verschillende kerkgenootschappen waarmee Interselect samenwerkt, verschillen niet veel, zegt Reehoorn. „Denk aan vaardigheden als actief luisteren, empathie, stressbestendigheid, zelfstandig kunnen werken, flexibiliteit, kunnen samenwerken of besluitvaardigheid.”
Puzzels
Een aanstaand predikant die een assessment bij Interselect krijgt, maakt eerst thuis online een capaciteitentest en een persoonlijkheidstest. De eerste bestaat uit sommen en puzzels, waardoor er inzicht ontstaat in het vermogen tot probleemanalyse en oordeelsvorming van de student. De persoonlijkheidstest is gebaseerd op de ”big five”, een bekend psychologisch model om de persoonlijkheid in kaart te brengen.
Vervolgens komen de studenten een dagdeel naar Gorinchem. Daar vindt eerst een anderhalf uur durend gesprek plaats naar aanleiding van het competentieprofiel. „We willen een beeld krijgen van het zelfbeeld van de student, hoe hij zijn vaardigheden ziet en of hij weet of iets ontwikkelbaar is. Het gaat dan niet zozeer over de theologische roeping, maar over wat iemand als persoon meebrengt als hij een gemeente ingaat. Het is niet voor elke student even makkelijk om te zeggen waar hij goed in is. Soms hoor je: Dat moet een ander maar zeggen.”
Ook vindt er een aantal praktijksimulaties plaats. „Dat gaat om casussen, situaties zoals een predikant die kan tegenkomen. We letten er daarbij op of we verschillende competenties terugzien en ook hoe makkelijk of moeilijk die worden getoond.”
Aan het einde van het assessment worden de eerste resultaten doorgesproken. Later krijgt de student een uitgebreid rapport toegestuurd met bevindingen uit het assessment. Hij moet expliciet toestemming geven om deze resultaten ook met de opleiding te delen. „Interselect maakt als het ware foto’s van de persoon. Wat daarmee vervolgens gebeurt, ligt bij hemzelf”, zegt Reehoorn. „Meestal heeft de opleiding mensen die de student op sleeptouw willen nemen om daarmee aan de slag te gaan.”
Levenservaring
Reehoorn ontmoet tijdens de assessments heel wat verschillende soorten studenten. „Er zijn studenten van 21 jaar, maar ook mensen van 50 met een flinke carrière achter de rug. Bij oudere studenten merk je meer levenservaring, zo grijpen zij vaker terug op voorbeelden uit een eerdere werkkring. Zij zijn vaak ook minder verrast over de uitkomst van het assessment dan jongeren. Sommige studenten van 21 jaar ontdekken dingen over hun persoonlijkheid die ze nooit eerder hebben gehoord.”
Hoewel het ambt veel vraagt van de persoon van de predikant, ziet Reehoorn ook een verantwoordelijkheid voor de kerkenraad en gemeente. „Daar ligt ook een taak. Het zou best goed zijn om eens na te denken over competenties die een gemeente nodig heeft om een pas afgestudeerde predikant op te vangen.”
„Belangrijk om zelfkennis te hebben als predikant”
Naam: V. S. van der Meer
Leeftijd: 27
Predikantsopleiding: Derde jaar master Hersteld Hervormd Seminarium (HHS)
„Het is belangrijk om als toekomstig predikant zelfkennis te hebben over je persoon, karakter en psyche. Om dingen in kaart te brengen, om aan verbeterpunten te werken en om de gekregen gaven beter te besteden in Gods Koninkrijk.
Tijdens onze opleiding doorlopen we verplicht een traject persoonlijke opleiding en vorming, begeleid door twee coaches. Hierbij komen ook psychische factoren ter sprake.
Ook krijgen we een psychologisch assessment. Daarbij worden negen persoonlijkheidsfactoren getoetst. Op ieder onderdeel moet een voldoende worden gehaald.
Enkele dagen voor mijn assessment in 2015 werd onze eerste dochter geboren. Dat was qua slaapuren en concentratie niet de beste voorbereiding. Toch dwong het mij tot het gebed of de Heere Zelf ook hierin Zijn roeping wilde bevestigen. Dat heeft Hij gelukkig gedaan. Het was goed om de test te maken, maar ook indringend. Ik stond verbaasd om mijn eigen karakter op papier terug te zien.
Het is belangrijk om aandacht te hebben voor de psyche, maar dan wel vanuit de héle mens: als schepsel én aangenomen kind van God. De relatie met de Heere is nodig om ook in het psychische tot heling te komen, al is die in dit leven altijd gedeeltelijk. Over onder meer de psychische kant van het predikantschap hoop ik als beginnend predikant veel te spreken met de Heere, met mijn vrouw en met collega’s.”
„Zoek elkaar als beginnende predikanten op”
Naam: J. R. Bulten
Leeftijd: 29
Predikantsopleiding: Laatste masterjaar Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA)
„In het vak persoonlijke en praktische vorming aan de TUA wordt aandacht besteed aan de eigen psyche van de predikant. Ook hebben we intervisiegroepjes met studenten en supervisie met docenten. Samen spreek je zo diep door over wat je bezighoudt. Kwetsbaar opstellen is daarbij van belang.
Ik probeer me biddend en in verwachting van Hem Die roept voor te bereiden op het predikantschap. Het is van belang om te weten waar je eigen vaardigheden en valkuilen liggen en daar al in de studie mee bezig te zijn.
In het afgelopen jaar heb ik een stage achter de rug, waarin ik acht weken met een predikant optrok. Dan krijg je een inkijkje in het pastorieleven en het veelzijdige werk van de predikant. Ook kon ik met mijn mentor veel spreken over valkuilen waar hij in zijn beginperiode tegenaan liep; dat was leerzaam.
Het helpt om als beginnende predikanten elkaar op te zoeken in een intervisiegroep, waarin je elkaar ondersteunt en casussen bespreekt. Ook hebben net begonnen predikanten in de Christelijke Gereformeerde Kerken een mentorpredikant, met wie je over deze dingen spreken kunt.
Een valkuil lijkt het me om te veel te willen doen; het is dus nodig om grenzen aan te geven. Er zijn in de gemeente veel broeders en zusters die gaven hebben om in te zetten. Ook is het een uitdaging om te zoeken naar balans tussen werkzaamheden en het gezin.”
„Wees open naar omgeving over eigen valkuilen”
Naam: P. J. de Raaf
Leeftijd: 34
Predikantsopleiding: Derde jaar Theologische School Gereformeerde Gemeenten
„Bij het begin van de studie krijgt iedere student een van de docenten toegewezen als mentor. Zo is er oog voor het welzijn van de student in de breedste zin van het woord.
In het ambt wordt de persoonlijkheid van de predikant niet uitgeschakeld, maar wil de Heere iemand gebruiken met zijn karakter, ervaring, talenten; ondanks zijn zonden en gebreken. We mogen niet meegaan in de wereldse gedachte dat een predikant alles moet kunnen en overal in moet uitblinken. Tegelijk vraagt het ambtelijk functioneren in deze tijd veel. Psychologische toerusting kan een middel in Gods hand zijn om je ook in dit opzicht voor te bereiden op de taak die wacht. Het is nuttig en nodig om de eigen persoonlijkheid te kennen: te weten wat sterke karaktereigenschappen zijn, maar ook waar de valkuilen liggen in het ambtelijk functioneren. Het is goed daar in de eigen omgeving open over te zijn, zodat er ook mensen zijn die een spiegel voorhouden als er dingen misgaan.
Na het eerste jaar volgt iedere student een assessment bij een extern bureau. Naar aanleiding daarvan krijgen we een rapport met sterke en zwakke punten en ontwikkeladviezen. Vervolgens bespreken we met de docent poimeniek (zielzorg) en de rector een vervolgtraject op maat voor verdere psychologische toerusting.
Het assessment vond ik intensief; er gebeurt zo veel in één morgen. Het rapport was uitgebreid en concreet. Het is confronterend om zo veel over jezelf zwart-op-wit te zien staan. Tegelijk is het nuttig om gedwongen te worden na te denken over deze dingen en je zo voor te bereiden op de toekomst.
Het heeft meerwaarde dat er in de achterliggende jaren veel meer aandacht is gekomen voor psychologische toerusting op onze school. Het lijkt me moeilijk dat dit na het verlaten van de school minder wordt, terwijl er steeds meer gevraagd wordt van de persoon van de predikant. Het is belangrijk dat een beginnend predikant een goed functionerende kerkenraad om zich heen heeft, die steunt, adviseert en zo nodig corrigeert. Het belangrijkste is de ondersteuning van de Heere te mogen ervaren. Zonder de ervaring van Zijn kracht en gunst zou een mens ondergaan in de moeilijke omstandigheden of de eigen zonden en zwakheden.”
Aandacht voor psyche in theologische opleiding
Samenwerken met allerlei soorten mensen, discipline in eenzaam werk, pastorale fijnzinnigheid. Het ambt van predikant vraagt veel. Theologische opleidingen hebben steeds meer aandacht voor de psyche van de pastor.
Protestantse Kerk in Nederland (PKN)
De predikantsopleiding van de PKN is een „vormingsproces, waarin intellectuele, persoonlijke en spirituele vorming een plaats hebben”, zegt dr. F. Stark, directeur onderwijs aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) in Amsterdam en Groningen.
Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw en door publicaties vanuit de praktische theologie is er volgens dr. Stark structureel aandacht voor de persoon van de predikant in de opleiding. „Daarachter ligt ook het verschijnsel dat predikanten mislukken doordat ze van zichzelf onmogelijke dingen vragen. Er zijn in het predikantschap veel risicofactoren, zeker voor mensen met een laag zelfbeeld. Denk aan een hoog roepingsbesef, een tamelijk eenzame positie en het vertrouwen van velen. Het risico is dat bepaalde menselijke behoeften aan erkenning, positie en intimiteit door het staan in het ambt bevredigd worden. Daar moet je wel eerlijk over kunnen nadenken.”
Tijdens de opleiding schrijven studenten een „geloofsbiografie”, met zelfreflectie als een van de doelen. Studenten doen onderling aan intervisie en delen zo ervaringen. Vanuit de opleiding worden begeleiding en een vorm van mentoraat aangeboden.
Studenten met „een roepingsbesef” wordt geadviseerd zich vroeg in de opleiding in te schrijven in het Kerkelijk Album, zodat ze in contact komen met de geschiktheidscommissie. Deze commissie kan adviseren om gedurende de opleiding „een vorm van mentoraat, geestelijke begeleiding of therapie te zoeken.”
Diverse opleidingen maken gebruik van een assessment, een psychologisch onderzoek voor de studenten (zie: ”Assessment maakt ‘foto’ van persoonlijkheid student”). Zo’n onderzoek is aan de PThU momenteel niet verplicht, maar „zoiets zal bij onze aanstaande onderwijsherziening wel worden ingevoerd”, aldus de directeur. „Daarbij gaat het erom aan alle studenten recht te doen, te peilen waar iemand staat en wat de kwaliteiten zijn. En ook om te zien welke persoonlijke vorming en eventueel therapie nodig is om te kunnen functioneren als pastor.”
Pas begonnen predikanten krijgen mentoraat aangeboden vanuit de kerk. In verplichte nascholing worden voorbeelden uit de praktijk besproken. „Uit die bespreking blijkt soms dat predikanten zelf gaan inzien dat ze te veel hooi op de vork nemen, burn-out dreigen te raken, of iets anders nodig hebben om het ambt met vrucht te kunnen blijven uitoefenen.”
Hersteld Hervormde Kerk (HHK)
Het Hersteld Hervormd Seminarium (HHS) kent „al vele jaren” aandacht voor de psychologische toerusting van toekomstige predikanten, zegt de rector van de opleiding, prof. dr. W. van Vlastuin. Vanaf het eerste jaar van de bachelor tot het eerste jaar van de master volgen de studenten een programma gericht op persoonlijkheidsvorming.
De rector ziet aandacht voor dit aspect van de predikant als noodzakelijk, „omdat het Evangelie het hele mens-zijn raakt. Ons hart is niet beperkt tot het rationele of emotionele. Het ambt van predikant heeft in onze tijd bepaalde persoonlijkheidskenmerken als randvoorwaarden. Denk aan het kunnen luisteren, het hebben van een bepaalde beslistheid of stressbestendigheid.”
Studenten die de predikantsopleiding volgen, krijgen tijdens het eerste jaar een assessment. „Dit is bedoeld als middel tot zelfreflectie en biedt aandachtspunten om in te groeien.” Het assessment dient primair als ontwikkelplan, maar kan „in uiterste gevallen” als geschiktheidstoetsing functioneren, aldus prof. Van Vlastuin.
De studiegids van het HHS meldt dat studenten voor elk testonderdeel ten minste een drie (op een schaal van een tot vijf) moeten behalen. Bij een onvoldoende resultaat volgt een persoonlijk begeleidingstraject en een hertest. Als dit opnieuw onvoldoende is, wordt de student niet toegelaten tot het predikantschap.
Na de bevestiging tot predikant kent de HHK een tweejarig mentoraat voor beginnende predikanten, terwijl men vier jaar deelneemt aan de jaarlijkse winterconferentie en nascholingsdagen waarbij onder meer „pastorale en theologische vaardigheden aan de orde komen.”
Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK)
De predikantsopleiding van de CGK, aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA), biedt de studenten een leerlijn persoonlijke en praktische vorming. Tijdens elk collegeblok zijn er enkele colleges over de ontwikkeling van de eigen persoon in relatie tot het toekomstige werk. In de bachelor vinden individuele gesprekken plaats over de persoonlijke ontwikkeling, in de masteropleiding wordt gewerkt met gespreksgroepen.
De aanleiding om in de opleiding de persoon en psyche van de predikant nadrukkelijker aandacht te geven dan al gebeurde, lag in een rapport van de vertrouwenscommissie van de CGK. Daarin werd veel uitval onder jonge predikanten gesignaleerd. „In 2009 werd daarom onder meer gestart met pastoriemiddagen voor studenten, waarbij uiteenlopende onderwerpen worden besproken”, zegt J. W. van der Zande-de Roo, verbonden aan de TUA als persoonlijk begeleider en verantwoordelijke voor het onderdeel persoonlijke en praktische vorming.
„Om goed geestelijk leiding te kunnen geven aan een gemeente is het van belang dat de predikant zichzelf goed kent, weet heeft van zijn sterke en zwakke kanten en dat hij weet hoe hij met zichzelf om moet gaan”, aldus Van der Zande. „Ook is het belangrijk dat hij weet hoe hij reageert op gedrag van anderen en hoe hij zijn eigen gedrag kan bijstellen en versterken.”
Toekomstige predikanten binnen de CGK ontvangen jaarlijks huisbezoek van een van de hoogleraren en een curator. Wie door het curatorium via het zogenoemde admissie-examen wordt toegelaten tot de predikantsopleiding, wordt gevraagd een ontwikkelassessment te doen. Een extern bureau toetst hierin de student op tien persoonlijkheidskenmerken, die door het curatorium geselecteerd zijn als belangrijk voor de predikant.
De CGK stellen geen psychische voorwaarden voor de toelating tot het ambt van predikant, zegt Van der Zande. „De resultaten van het assessment worden besproken in een gesprek waar een curator-begeleider en ikzelf bij betrokken zijn. Aan de hand daarvan stelt de student een ontwikkelplan op, dat ook in het vervolg van de studie regelmatig wordt besproken.”
Zodra een student predikant is, ligt de begeleiding in handen van de kerken, aldus Van der Zande. „Deze wijzen een mentor aan om pas begonnen predikanten te begeleiden.”
Gereformeerde Gemeenten (GG)
De Theologische School in Rotterdam, predikantsopleiding van de GG, telt in het leerjaar 2019-2020 negen studenten, die les krijgen van zes docenten. Deze kleinschaligheid biedt ruimte voor veel persoonlijke aandacht, zegt ds. B. Labee, docent poimeniek (pastorale vakken). „We proberen daarbij in te spelen op de vooropleiding van een student, eventuele ervaring in het ambt en zijn karakterstructuur.”
In de lessen poimeniek komen onderwerpen aan bod als tijdsdruk en de beschikbaarheid van de pastor, de verwerking van emotionele ervaringen of burn-out raken. Ook krijgen de studenten een aantal praktische opdrachten, zoals catechiseren, het observeren van kerkelijke vergaderingen, of het bezoeken van dementerenden. „In de evaluatie van deze activiteiten is onder meer aandacht voor de psychologische verwerking”, aldus ds. Labee.
Een aantal van deze aspecten had al langer een plaats in de opleiding, maar sinds 2010 kwam er „nadrukkelijk meer aandacht voor deze zaken”, zegt de docent poimeniek. „We leven in een complexere samenleving waarin allerlei problematiek nadrukkelijker op het bord van de pastor terechtkomt. Er wordt soms veel van een predikant verwacht. Enerzijds belijden wij dat de Heere mensen uit het stof wil gebruiken voor het dienstwerk in Zijn Koninkrijk. Tegelijk moeten we eerlijk stellen dat geroepen zijn tot dit ambt in deze tijd de nodige vorming vereist. Zelfs iemand die psychisch niet zo sterk is, kan een goede predikant zijn en dienstbaar in het pastoraat. Belangrijk is dat iemand in afhankelijkheid van Zijn Zender mag dienen, ook met beperkingen en grenzen.”
Na het eerste studiejaar krijgt iedere student een assessment bij een extern bureau. Op basis hiervan ontvangt de student een analyse van sterke en zwakke punten en adviezen voor verdere ontwikkeling. Het onderzoek functioneert als ontwikkelassessment, niet als geschiktheidstoetsing.
De resultaten worden besproken met de docent poimeniek en de rector van de school. „Samen zoeken we daarin naar een passend vervolg”, zegt ds. Labee. „Soms blijft dat beperkt tot begeleiding en regelmatige terugkoppeling door de rector of docent poimeniek. Er kan ook –in overleg– een extern bureau worden ingeschakeld om aan onderdelen te gaan werken. In dat laatste geval zal er een intensievere terugkoppeling zijn naar de opleiding.”
Tijdens de eerste twee jaar van het predikantschap kennen de GG sinds 2010 mentoraat door ervaren predikanten. In deze periode zijn er ook (half)jaarlijkse terugkomdagen voor de net begonnen predikanten.