Fortuyns Bataafsche Revolutie
Het ongebreidelde opstomen van de heer Fortuyn uit Rotterdam heeft velen al met verbazing geslagen. Maar de chaos en consternatie die donderdag zijn persconferentie bepaalden, doen velen zich afvragen waar dit alles toe moet leiden. Weerzin en tweedracht zijn binnengedrongen in de Hollandse polder, die gewoonlijk door een vredige consensus wordt geregeerd. En velen vragen zich vooral af: Wat gebeurt hier nu eigenlijk precies?
We zijn vooral getuige van een revolutie tegen het politieke bestel. Dat is het minste wat we ervan kunnen zeggen. En Fortuyn lacht om al diegenen die erdoor overvallen worden. Hadden ze de afgelopen acht jaar het weekblad Elsevier maar moeten lezen, dat -met dank aan hoofdredacteur H. J. Schoo- de maatschappelijke problemen heeft gesignaleerd die hij nu ter sprake brengt, en in zijn columns voor dat blad allang kritisch aan de orde heeft gesteld.
Een volgende vraag luidt dan natuurlijk: Van welke aard is deze revolutie? Die vraag is minder gemakkelijk te beantwoorden omdat Fortuyn het antwoord schuldig blijft wanneer hij wordt uitgenodigd de onderliggende filosofie van zijn analyses en aanbevelingen te benoemen. Het is van alles wat: markt, staat en staatkundige vernieuwing. VVD, PvdA en D66. Socialisme met een libertijns rafelrandje. Vrije markt met een pleidooi voor de menselijke maat. Radicale democratisering met een gekozen burgemeester en minister-president, zonder bosschages rond het Catshuis. En zolang die president er nog niet is, moet de Koningin haar paleizen voor de burgerij openstellen. „Niets privacy. Het is allemaal van ons.”
Het begin van een antwoord komt binnen het gezichtsveld wanneer we Fortuyn vergelijken met een historische figuur die hij zelf als een groot voorbeeld eert: de achttiende-eeuwse patriot Joan Derk baron van der Capellen tot den Pol (1741-1784). De persoonlijke en inhoudelijke overeenkomsten tussen beide opposanten zijn te opvallend en te verhelderend om ze onopgemerkt te laten passeren.
Van der Capellen was een Gelders edelman, die zich ondanks zijn stand tot een vurig patriot ontwikkelde. Hij publiceerde in 1781 het pamflet ”Aan het volk van Nederland”, dat niet alleen een felle aanval op stadhouder Willem V bevatte, maar het ook opnam voor de „oude rechten en vrijheden van het volk.” Hij voerde een hartstochtelijk pleidooi voor meer invloed van de burgers op het bestuur, dat volgens Van der Capellen volledig in handen was gekomen van een tirannieke stadhouder en een elite van regenten. Het pamflet luidde de Bataafsche Revolutie in die het volk in twee kampen opsplitste: tegenover de patriotten stonden de Oranjegezinden, waartoe in ieder geval ook het calvinistisch deel der natie behoorde.
Zijn biograaf Hella Haasse tekent Van der Capellen als een pathologisch geval, een ziekelijk kind in wie later een vurige ambitie de kop opstak. In een verkrampte poging erbij te horen en de vernederingen van zijn jeugd te wreken, heeft hij zijn leven lang naar erkenning gestreefd. Die erkenning bleef overigens uit: pas honderd jaar na zijn vroege dood op 43-jarige leeftijd werd vastgesteld dat het beruchte pamflet van zijn hand was.
Geïnspireerd door het boek van Hella Haasse publiceerde Fortuyn, die lid is van het anti-monarchistische Republikeins Genootschap, een boek ”Aan het volk van Nederland”. Als man met idealen en een klein clubje van gelijkgezinden om hem heen, maar vooral als tribuun der burgerij, in wie de democratische beweging zich in Nederland voor het eerst manifesteerde, is Van der Capellen een figuur met wie Fortuyn zich wil identificeren. Net als hij hekelt hij een politiek bestel waarin een „regentenoligarchie” alle macht in handen heeft. Net als hij richt hij zich over de politiek heen direct tot de burgers. En wat het persoonlijke betreft: wie niet alleen in zijn autobiografie ”Babyboomers”, maar ook in zijn politieke boek over ”De puinhopen van acht jaar paars” de passages heeft gelezen waarin hij openhartig lucht geeft aan zijn frustraties over een gebrek aan erkenning -in zijn jeugd en later-, kan niet langer ontkennen dat er ook op dit vlak parallellen zijn te trekken tussen beide patriotten.
Velen gaan ervan uit dat het politieke bestel Fortuyns Bataafsche Revolutie van radicale democratisering wel zal overleven. Maar dat bestel zal dan vermoedelijk wel enkele aanpassingen hebben ondergaan. In de Elsevier van 9 maart sprak Eric Vrijsen de verwachting uit dat Nederland „langzamerhand een politiek stelsel met presidentiële trekken” zal krijgen. De voortekenen zijn al zichtbaar: „de semi-gekozen burgemeester, de gekozen commissaris der koningin” en, wie weet, de gekozen premier.
Die opvatting is deze week ook door NRC-columnist J. L. Heldring als mogelijkheid naar voren gebracht. Voor Fortuyn zelf is de mogelijkheid ondertussen al een zekerheid. „We zijn op weg naar de gekozen premier”, zei hij donderdag op de chaotische persconferentie. „Kijk maar naar Rotterdam: de mensen hebben gestemd op mijn persoon.” Eindelijk erkenning dus voor professor Pim Fortuyn tot Rotterdam.