Uitstelgedrag? Dat komt door zelfbeeld en motivatie
Overmorgen een deadline, volgende week tentamens, een verslag dat af moet. Maar pop-ups en piepjes van de smartphone verleiden en een avondje bij vrienden trekt meer dan studeren. Uitstelgedrag: voor veel studenten herkenbaar. Het probleem zit ’m niet in de planning, stelt Lennart Visser.
Het fascineerde hem als studieloopbaanbegeleider bij Driestar hogeschool: een studie die soms maar niet wilde lukken bij studenten die wel hun stage goed afrondden. „Met een havo- of vwo-diploma op zak zouden ze de pabo gewoon aan moeten kunnen”, zegt Visser, die onderzoek deed naar studie-uitstelgedrag. Deze donderdag promoveert hij daarop aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
„Ik heb mijn eigen uitstelgedrag overwonnen”, lacht Visser, die sinds 2013 naast zijn baan op de Driestar twee dagen per week met het onderzoek bezig was. Net als ieder mens schoof ook hij weleens taken voor zich uit – vooral de moeilijke. Onder studenten is het probleem groot, vertelt hij. Zo’n 70 procent heeft last van uitstelgedrag; 20 tot 50 procent loopt het risico daardoor in de problemen te komen.
In zijn onderzoek focust hij niet op de omstandigheden, zoals een goede planning. Hij steekt een spade dieper en neemt het psychologische proces van het leren onder de loep. Zo kijkt hij onder meer naar de zelfwaardering en motivatie van studenten. „Als het niet lukt, komt dat doordat je het niet kunt of omdat je dénkt dat je het niet kunt?”
Is uitstelgedrag echt iets van deze tijd, waarin de smartphone afleidt en jongeren moeilijk keuzes kunnen maken?
„Ik denk van niet. Uitstelgedrag kwam ook in de jaren negentig voor. Er zijn altijd leukere dingen te bedenken dan studeren. Vroeger zocht je misschien vaker vrienden op of ging je je kamer opruimen. Nu is de afleiding wel heel dichtbij: je hoeft je arm maar uit te strekken naar je telefoon. De drempel is dus lager geworden, maar de cijfers laten geen verschil zien tussen toen en nu.”
Wat zorgt ervoor dat studenten hun leerwerk voor zich uit schuiven?
„Vooral psychologische factoren bepalen dat. Sombere gedachten, schaamte, perfectionisme, of je gelooft in je eigen kunnen, iemands zelfwaardering. Ik was er altijd van overtuigd dat studenten met een negatieve zelfwaardering in hoge mate zouden kampen met uitstelgedrag. Maar juist jongeren met een positieve zelfwaardering bleken daar meer last van te hebben.”
Hoe komt dat, denkt u?
„Als iemand met een hoge zelfwaardering merkt dat de studie niet lukt, is het makkelijker om dat positieve beeld in stand te houden door studietaken niet te doen of op de lange baan te schuiven. Dan haal je een tentamen niet omdat je het niet kunt, maar omdat je het leren uitgesteld hebt. Zo word je in ieder geval niet geconfronteerd met je eigen falen.
Wellicht overschatten studenten met een positief zelfbeeld zichzelf ook. Ze denken in ieder geval te makkelijk dat ze het allemaal kunnen.”
Denkt u dat mensen met een negatief zelfbeeld hun eigenwaarde uit hun studie proberen te halen?
„Dat weet ik niet. Daar is verder onderzoek voor nodig.
Slechte prestaties kunnen de zelfwaardering trouwens alsnog negatief beïnvloeden. Toen ik later dat jaar voor mijn onderzoek interviews met dezelfde studenten hield, bleek juist dat degenen met een lage zelfwaardering vastliepen in hun studie.”
Bij studenten die het leren vaak uitstellen, ontbrak vaak de intrinsieke motivatie om leraar te worden, stelt u. Zitten zij niet gewoon bij de verkeerde studie?
„Dat kan zeker. Al waren er ook studenten die bijvoorbeeld docent in het voortgezet onderwijs wilden worden, maar dat kan op de Driestar pas vanaf je 21e. Of jongeren die in het speciaal basisonderwijs wilden werken, maar wel eerst de pabo moesten doen.
Een goede motivatie helpt om aan de slag te gaan. Voor studenten met een gemiddelde mate van uitstelgedrag was de relevantie van de opdracht heel belangrijk. Docenten zouden dus duidelijk moeten maken waarom iets betekenisvol is om te leren. Vaak gebeurt dat niet, zeker niet op het voortgezet onderwijs.”
U leerde studenten in een training niet hoe ze moeten plannen. Waarom niet?
„Daar zit het probleem niet. Iedereen kan een planning maken, maar vraag twee is of je je eraan houdt. Ik zie meer in een psychologische aanpak. Als je een vliegtuig moet halen omdat je een reisje hebt geboekt, zorg je dat je op tijd bent en alles bij je hebt wat nodig is. De kwaliteiten die je daarvoor gebruikt –doorzettingsvermogen, langetermijnplanning, overzicht– heb je ook nodig bij een studie. Maar wat gebeurt er voor je in de uitstelgedragmodus schiet? Je gaat jezelf negatief toespreken. Kun je het wel? Weet je wel wat je moet doen? Waar moet je beginnen? Door die negatieve gedachten of patronen kun je je kwaliteiten niet goed inzetten.”
Hoe kun je met die gedachten omgaan?
„Ik leerde studenten naar zichzelf kijken: Hoe zit ik achter mijn bureau? Wat is mijn doel, mijn ideaal? Waar word ik enthousiast van? Wat wil ik bereiken? Je volgt een studie niet om tentamens te halen, maar omdat het je hart raakt. Het is goed om daar bewust mee bezig te zijn. En ja, dat komt heel dichtbij. Bij de training kwamen de tranen weleens naar boven. Ik vind het geweldig om te zien hoe het leren te maken heeft met wie je bent als persoon en de talenten die je van God ontvangen hebt. Het onderzoek liet een duidelijk verschil zien tussen degenen die een training volgden en de mensen die dat niet deden.”
Kan het voortgezet onderwijs iets met uw onderzoek? Leerlingen kunnen daar geen motivatie halen uit hun keuze voor school.
„Motivatie hangt vaak af van de docent. Als hij de klas kent, zich openstelt voor ontmoeting en inzet op een relatie met leerlingen, zitten scholieren anders in de les. Vaak draait het op de middelbare school om het vak in plaats van de leerlingen. Juist in het christelijk onderwijs moeten we laten zien dat we van jongeren houden, het goede met hen voorhebben en samen de juiste richting zoeken in het leven.”