WHO overweegt internationale noodsituatie uit te roepen
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) overweegt het opduiken van het coronavirus de zogenoemde PHEIC-status te geven en daarmee uit te roepen tot een internationale bedreiging van de volksgezondheid. Voor een dergelijke stap moet de bedreiging van de gezondheid zeer ernstig zijn, erg plotseling, ongebruikelijk en onverwacht.
Een comité van de WHO bepaalt wanneer gezondheidsrisico’s erg uitzonderlijk en niet aan één bepaald land gebonden zijn. Die commissie stelt dan in eerste instantie voor een periode van drie maanden dat de toestand internationaal moet worden aangepakt. Het noodsituatiecomité is opgezet na de uitbraak van het SARS-virus in de jaren 2002 en 2003 die veel onrust veroorzaakte.
Er moet veel gewikt en gewogen worden om een ‘PHEIC’ uit te roepen. Dat is vooralsnog vijf keer gebeurd. De laatste keer in 2019 aarzelde de WHO erg lang. De ebola-uitbraak in het noordoosten van Congo in 2018 leek een binnenlands probleem te blijven. Bovendien was de WHO bang dat een verklaring van een medische noodsituatie het straatarme Congo erg veel economische schade zou berokkenen.
In 2009 was er een ‘PHEIC’ voor een uitbraak van de varkensgriep of Mexicaanse griep. De WHO kreeg hierna kritiek, omdat de uitbraak uiteindelijk mee bleek te vallen.
In mei 2014 riep de WHO een internationale noodsituatie uit, naar aanleiding van het weer opduiken in Azië en Afrika van een aandoening die als bijna bedwongen werd beschouwd, een vorm van polio of kinderverlamming. In hetzelfde jaar volgde een ‘PHEIC’ over een uitbraak van ebola in West-Afrika die vele duizenden levens eiste.
Begin 2016 bracht de WHO haar vierde ‘PHEIC’ naar buiten. Het betrof een uitbraak, vooral in Latijns-Amerika, van het door muggen overgebrachte het zikavirus, dat vooral gevaarlijk is voor ongeboren baby’s.