Advocaat: undercoveragenten in moordzaak Breda onbetrouwbaar
Het werk van de undercoveragenten die een bekentenis ontlokten in de zaak rond de dood van Peter van der Linde in Breda is niet te controleren. De enige bekentenis van moord in de zaak is daarom niet te gebruiken voor een veroordeling. Dat zei advocaat Gerald Roethof maandag bij de rechtbank in Breda.
Vanwege die liquidatie, op 6 januari 2017 voor een Bredaas café, zijn vorige week celstraffen geëist van twee keer 24 jaar en een keer 26 jaar cel. Maandag pleitte Roethof voor zijn cliënt David J. Die vertelde volgens de undercoveragenten dat Piet S. opdracht gaf voor de moord, dat Corné R. schoot en hijzelf reed. J. trok die bekentenis later in.
Roethof haakte vooral in op de arresten van de Hoge Raad in december. De hoogste rechter zette vraagtekens bij de zogenoemde Mr. Big-methode die undercoveragenten gebruikten in twee andere moordzaken. Undercoveragenten zouden mogelijk zo veel druk hebben gezet op de verdachten dat die niet meer vrij waren om te zeggen wat ze wilden. Volgens de advocaat is dat precies wat ook bij zijn cliënt gebeurde.
David J. had het idee dat hij door gewelddadige criminelen steeds verder werd meegetrokken. Hij zat erbij toen in hun auto iemand werd ontvoerd en afgetuigd, inclusief nepbloed, vertelde Roethof. „Hij dacht dat hij 1,4 miljoen euro kon gaan verdienen.” Desondanks stelt J. dat hij de moord nooit bekende, maar alleen vertelde waarvan hij werd verdacht. Dat het anders in politieverslagen kwam, vond zijn advocaat niet gek. „Die zijn verschrikkelijk onvolledig en de gesprekken niet opgenomen. Daardoor is niets te controleren” Roethof wil dat de bekentenis wordt uitgesloten van het bewijs en J. wordt vrijgesproken.
Corné R. bekende wel dat hij Van der Linde doodschoot. Dat zou in een opwelling zijn gebeurd tijdens een ruzie over geld en zou daarom doodslag zijn.
Wanneer de uitspraak is, is nog niet bekend.