Rond het orgeltje van Johannes de Heer
De bekende straatevangelist Johannes de Heer is nog altijd een inspirerende figuur, zegt achterkleinzoon ds. Jos de Heer. Niet alleen koestert de predikant uit Zaltbommel het vouworgeltje van z’n overgrootvader, ook spiegelt hij zich aan diens gelovig omgaan met de Bijbel.
Het vouworgeltje –een harmonium dat kan worden opgevouwen tot een draagbare koffer– is er op het moment van het gesprek niet. Het instrument verblijft bij organist Euwe de Jong, die het recent gebruikte voor een opname met zijn broer Sybolt voor de cd ”Kerst in Contrast”.
Ds. Jos de Heer (65), predikant van de protestantse gemeente Zaltbommel, is trots op het instrument. Het dateert al uit 1901 en het is dít orgeltje dat grootopa Johannes de Heer (1866-1961) eigenhandig bespeelde.
Ds. De Heer kan smakelijk vertellen hoe het draagbare instrument destijds z’n vader en moeder bij elkaar bracht. Johannes de Heer woonde in Driebergen, en aan de overkant was de bakkerij van Van Barneveld. Vaak zat de evangelist vóór de bakkerij op de stoep te spelen en te zingen, om zo de mensen te bereiken met z’n liederen. De vrouw van de bakker was een fan van Johannes de Heer; zij zou wel graag zien dat haar oudste dochter, Jopie, iets kreeg met Joop de Heer, een kleinzoon van Johannes de Heer. En zo gebeurde: de ouders van Jos de Heer trouwden in 1952. Twee jaar later werd Jos geboren. „Dit orgeltje heeft in zekere zin dus ook mij voortgebracht”, aldus de Zaltbommelse predikant.
Zelf kan hij geen noot spelen, maar hij vindt het leuk om het instrument in te zetten tijdens zangbijeenkomsten waar gezongen wordt uit de bekende zangbundel van zijn overgrootvader. Zo organiseerde hij zelf in juli een zangdienst in de Maartenskerk in Zaltbommel, waarbij organist Reinier Korver betrokken was. „Hij zag het eerst niet zo zitten om het orgeltje te gebruiken in die grote ruimte. Maar toen we het in de kerk hadden gezet, vond hij het heel erg mooi klinken. Hij heeft er tijdens de dienst muziek van Schubert op zitten spelen.”
Inmiddels is er een vrijwilligersteam dat onder de naam ”Prijs met Johannes de Heer” her en der soortgelijke bijeenkomsten organiseert. Ds. Jos de Heer is graag van de partij om er te spreken over zijn grootopa.
Feijenoord
Het samen zingen van de geestelijke liederen van Johannes de Heer voorziet in een behoefte, weet de predikant uit ervaring. Hij ontdekte dat toen hij vanaf 1987 in zijn tweede gemeente stond, Rotterdam-Zuid. Ook de wijk Feijenoord hoorde bij zijn werkgebied. Daar waren alle kerken in die tijd leeggestroomd. Als ds. De Heer er in het bejaardenhuis kwam, zaten er mensen die met weemoed vertelden hoe er vroeger in de wijk nog vier hervormde gemeenten waren.
„Toen ik daar voor het eerst kwam voor de weeksluiting, gaf ik gezangen op uit het Liedboek voor de kerken. Maar dat landde niet; sommigen hielden de bundel zelfs op z’n kop vast… Toen de organist aan het eind echter een lied van Johannes de Heer speelde, zong iedereen spontaan mee! Dat was voor mij een ontdekking. In het vervolg gaf ik vaak liederen uit de zangbundel van mijn overgrootvader op.”
En dat leverde altijd verhalen op, vooral als mensen hoorden dat hij een achterkleinzoon van de evangelist was. „Vaak vertelden mensen met tranen in hun ogen hoeveel bepaalde liederen voor hen hadden betekend.” Zelf merkte ds. De Heer dat ook in zijn pastorale praktijk. „Ik heb bijna geen uitvaartdienst geleid waar niet het lied ”Veilig in Jezus’ armen” werd gezongen. Dat was het lijflied van mijn overgrootvader. Het staat ook op zijn grafsteen. Zo’n lied, dat op een heel directe manier het geloofsvertrouwen uitdrukt, biedt blijkbaar troost op moeilijke momenten.”
Liedjes
Hij vertelt van een bijzondere ervaring in zijn vorige gemeente, Ouderkerk aan de Amstel. Daar was hij bevriend met een buurman die volbloed humanist was. Ds. De Heer nodigde deze man weleens uit om een dienst mee te maken. Deze kwam dan en reageerde daar kritisch op. „Die liedjes, wat doe je me aan”, zei hij dan bijvoorbeeld. „Dat ging over liederen uit het Liedboek.”
Maar op een keer stond ds. De Heer op zondagmiddag z’n orgeltje in te laden voor een zangdienst ergens in het land. Toen de buurman hoorde wat hij ging doen, vroeg hij of hij mee mocht. En dus stapte hij in voor een zangdienst waar uit de bundel van Johannes de Heer werd gezongen. „Ik was na afloop natuurlijk benieuwd wat hij ervan gevonden had. Voordat ik iets kon vragen zei hij: „Jos, waarom heb je me dit niet eerder verteld! Dit was zo mooi en echt, hoe die mensen zongen, zelfs met tranen van emotie in de ogen.” Blijkbaar had hij een stuk authenticiteit gezien die hij in mijn eigen gemeente gemist had.”
Dat niet-elitaire, op het volk gerichte, was juist het handelsmerk van zijn overgrootvader, zegt ds. De Heer. „Als hij van kerkmusici kritiek kreeg op het feit dat hij zich met eenvoudige liederen op de massa richtte, zag hij dat juist als compliment. Dan gaf hij als repliek: Jullie hangen de ruif zo hoog dat alleen de giraffen erbij kunnen. Ik hang de ruif expres zo laag dat iedereen er gewoon bij kan.”
Rijksdaalder
Ds. De Heer heeft maar een enkele herinnering aan zijn overgrootvader. Deze overleed toen hij 6 jaar was. Hij weet nog wel hoe z’n ouders hem meenamen naar Driebergen om afscheid te nemen van opa. „Hij was 94 en heel ziek. Omdat hij erg doof was, werd er een grote koperen toeter gebruikt om tegen hem te praten. Ik weet nog dat ik in die toeter moest roepen: Dag opa, ik ben Josje!”
Grootvader was een strenge man, zo herinnert ds. De Heer zich hem. „Niet vriendelijk of toegankelijk. Maar hij bleek toch ook een lieve man. Heel bijzonder was dat hij mij en een neef, hoe ziek hij ook was, toen een rijksdaalder gaf: een grijs briefje van 2,50 gulden. Dat was heel veel geld in die tijd voor een kind van 6.”
In de familie is altijd de herinnering aan de evangelist levend gehouden. Op verschillende manieren. Ds. De Heer: „M’n opa aan vaders kant, die in Rotterdam de muziekhandel voortzette, was er trots op dat hij een zoon was van de bekende Johannes de Heer. Hij ontleende er status aan; woonde in Schiebroek in een mooi huis en reed rond in een Amerikaan toen nog bijna niemand een auto had. Mijn oma van moeders kant, van de bakkerij Van Barneveld, hield ook de herinnering aan Johannes de Heer levend. Ze was een fan van hem geweest. Ze vertelde altijd over de liefdevolle God Die ze bij mijn overgrootvader had leren kennen. Als zij de Bijbelverhalen vertelde, proefde je een warm geloof.”
Die twee beelden van overgrootvader schuurden in zijn jeugd, zegt ds. De Heer. „Ik voelde een zekere afstand tot de man op wie mijn opa zo trots was. Maar aan mijn oma zag ik welke grote rol het geloof in haar leven speelde. Toen ik in het bejaardenhuis in Rotterdam-Feijenoord ontdekte welke betekenis de liederen van Johannes de Heer hadden, kwamen de lijnen bij elkaar. Ik liet mijn reserves varen. Ik ben sindsdien ook trots op hem, en ik ontleen inspiratie aan wat hij deed en uitdroeg.”
Aandacht voor de Bijbel zelf
Ds. Jos de Heer publiceerde recent het boek ”De ladder van der kloosterlingen” (uitg. Skandalon; 240 blz.), waarin hij een geschrift van de 12e-eeuwse kartuizer monnik Guigo II voor het voetlicht brengt. Het betreft een geschrift over de zogenoemde ”lectio divina”, een biddende manier van Bijbellezen, „die God intiem nabij brengt”, aldus de achterflap.
Hoe ziet ds. De Heer in zo’n boek de lijn lopen naar zijn overgrootvader? „Het is de lijn van de aandacht voor de Bijbel zelf. Tijdens mijn studie theologie ben ik gefascineerd geraakt door de grondtalen. Daar genoot ik van. Die liefde voor de Bijbel zie ik ook bij mijn overgrootvader. Ik heb zijn Statenbijbel geërfd. Die is helemaal volgeschreven met kleine lettertjes. Die man vrat z’n Bijbel!”
Met de historisch-kritische manier van Bijbellezen die hij tijdens z’n studie leerde kennen, kon ds. De Heer niet zo veel. „Ik zie de Bijbel als een uiterst betrouwbare getuige over God, met Wie we door Jezus een persoonlijke relatie mogen hebben. In de officiële theologie miste ik de diepere laag, de vraag naar de persoonlijk ervaring, naar het hart.”
Die manier van Bijbellezen, gericht op het hart, ontdekte hij in de monastieke traditie van de middeleeuwen. Vandaar dat hij, toen hij op het geschrift van Guigo II stuitte, dat graag in vertaling toegankelijk wilde maken. „Zie mijn boek als een ode aan de Bijbel, als een pleidooi om weer geconcentreerd de Schrift te gaan lezen.”
Zo’n spiritualiteit, direct gericht op het hart, verbindt christenen uit diverse richtingen met elkaar, zegt ds. De Heer. „Evangelischen, oosters-orthodoxen, rooms-katholieken, mensen van de Gereformeerde Gemeenten: ze herkennen elkaar in zo’n contemplatieve manier van Bijbellezen. En dat is precies wat de liederen van mijn overgrootvader ook kenmerkt: mensen uit allerlei tradities zien er hun persoonlijk geloof in vertolkt.”