Koninklijk Huis

Japan dubt opnieuw: wel of geen keizerin?

De Japanse regering buigt zich opnieuw over de opvolgingswet. Zou er dan toch een eind komen aan de tijd dat Japan vrouwen uitsluit van de troon? En hebben prinsen en prinsessen in Europa wel altijd dezelfde rechten?

Anne Vader
13 January 2020 15:53Gewijzigd op 16 November 2020 17:57

Slechts één opvolger telt de jongste generatie van de keizerlijke familie in Japan. Alleen het 13-jarige neefje van keizer Naruhito. Hisahito heet hij. Zoon van Akishino, de vijf jaar jongere broer van de keizer die de nummer één is in lijn van troonopvolging.

Er is nog een derde kandidaat voor de troon: Masahito, de oom van keizer Naruhito. Maar die is al 84. Het voortbestaan van ’s werelds oudste dynastie hangt dus af van één jongetje, van wie ook wordt verwacht dat hij straks zelf voor een zoon zal zorgen.

Naruhito’s dochter Aiko –zijn enige kind– werd vorige maand achttien. Meerderjarig of niet, het meisje kan haar vader niet opvolgen. Na haar geboorte laaide de discussie op over de grondwet, die –overigens pas sinds 1947– bepaalt dat het keizerschap uitsluitend toekomt aan jongens in de mannelijke lijn. Japan besefte toen maar al te goed hoe wankel de toekomst van het keizerrijk is.

Acht huwelijksjaren waren er voorbijgegaan voordat de toen 37-jarige vrouw van –toen– kroonprins Naruhito een gezond kind op de wereld zette. Een dochter, dat wel. En er waren al sinds 1965 geen jongetjes meer geboren in de keizerlijke familie.

In 2005 adviseerde een commissie de Japanse regering dan ook de weg vrij te maken voor een keizerin. Die ging vervolgens aan de slag om de opvolgingsregels aan te passen. Maar de plannen verdwenen in de prullenbak toen Masako’s schoonzus Kiko in 2006 een zoon baarde: Hisahito.

Koerswijziging

Toch startte de Japanse overheid vorige week wéér een verkennend onderzoek naar manieren om de troonopvolging van het keizerlijk huis veilig te stellen. Een belofte die de regering in 2017 deed. Niet van harte overigens – de oppositie dwong het debat over de opvolging af. In ruil voor steun aan de abdicatiewet voor Akihito.

De vorig jaar afgetreden keizer mocht volgens de wet immers niet met pensioen. De conservatieve regering van premier Abe gaf uiteindelijk eenmalig toestemming, terwijl de oppositie liefst meteen wilde breken met het oude principe. Uiteindelijk ging die toch akkoord met de uitzondering voor Akihito, op voorwaarde dat de regering vrouwelijke erfgenamen zou overwegen. Nu is het zover.

Volgens opiniepeilingen staat zo’n 80 procent van de bevolking achter een koerswijziging. Sommige Japanners geloven nog altijd in de mythe dat het land nooit keizerinnen heeft gekend. Terwijl er maar liefst acht vrouwen op de keizerstroon hebben gezeten.

Voorkeur voor jongen

In een land met meer dan een eeuw ervaring aan koninginnen lijkt de discussie in Japan achterhaald. Toch zijn ook in Europa vorstinnen nog niet lang een vanzelfsprekendheid. En soms zelfs nog steeds niet.

”’t Is maar een meisje”, kopte het Leidsch Dagblad bij de geboorte van Wilhelmina. Hoewel de weerstand snel wegebde, duurde het nog tot 1983 voordat jongens geen voorrang meer hadden op een oudere zus bij troonopvolging. Als Beatrix dus een broertje had gehad, was zij geen koningin geworden.

Voor Luxemburg was een vrouw op de troon wel een breekpunt na koning Willem III, hun groothertog. Wilhelmina werd niet hun groothertogin. Maar toen er 22 jaar later opnieuw geen mannelijke troonopvolger in de wacht zat, zwichtte ook Luxemburg voor de vrouw. In 2011 verviel de voorkeur voor een man. Het maakt dus niet meer uit of het eerste kind van erfgroothertog Guillaume, dat in mei wordt verwacht, een jongen of een meisje is.

Zweden was in 1979 het eerste land waar een einde kwam aan de zogenoemde Salische wetgeving. Prins Carl Philip bleef daardoor niet langer dan zeven maanden kroonprins. Op 1 januari 1980 gaf hij het stokje weer terug aan zijn twee jaar oudere zus Victoria.

Denemarken paste de regels pas in 2009 aan. Na een referendum waarin een ruime meerderheid van de bevolking instemde met dezelfde rechten voor prinsen en prinsessen. Groot-Brittannië was in 2013 het laatste land dat overstag ging.

Noorwegen paste de regeling in 1990 aan; België volgde een jaar later. Ingrid Alexandra en Elisabeth zullen daardoor naar verwachting de eerste koningin van hun land worden. Hun broertjes gaan niet meer voor.

In Monaco is het nog niet zover. Prinses Gabriella is slechts twee minuten ouder dan haar tweelingbroer Jacques, maar de prins heeft voorrang op zijn zus.

Spanje mag straks rekenen op een koningin, omdat koning Felipe alleen dochters heeft. Anders was het als Leonor en Sofia nog een broertje hadden gekregen. Om dezelfde reden zit hun vader nu op de troon en hebben zijn twee oudere zussen het nakijken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer