We weten het wel, maar doen het niet
Niet meer roken, op tijd stoppen met werken, meer bewegen, gezonder eten... Januari is voor velen een maand van goede voornemens. En terecht. Wie steeds opnieuw een sigaret opsteekt, sorteert voor op chemokuren. Wie altijd maar doorgaat met werken, belandt vroeg of laat in een burn-out of andere ellende. ”Zitten is het nieuwe roken” en kan, net als te veel suikers en vetten, leiden tot overgewicht, wat het risico op hart- en vaatziekten, diabetes en andere gezondheidsproblemen vergroot.
We weten het allemaal. Maar weten en doen is niet hetzelfde. Iets veranderen aan ongezonde elementen in je leefstijl is vaak heel moeilijk, zeker wanneer er sprake is van verslaving. Een goed voornemen formuleren is één ding, het in praktijk brengen een ander.
Inzichten vanuit de psychologie kunnen hier behulpzaam zijn: uit onderzoek blijkt dat onder meer sociale steun, zelf-monitoring en veranderingen in de omgeving verandering van gedrag makkelijker maken. Zo helpt het wanneer je met anderen afspreekt om wekelijks samen te wandelen of te sporten. Een support-groepje, bijvoorbeeld via WhatsApp, kan je door moeilijke momenten heen slepen wanneer je van je nicotineverslaving af wilt komen. Noteren in een dagboek of in een Excel-grafiek hoe laat je je computer uitzet of hoeveel tijd voor ontspanning je die dag hebt genomen, kan motiveren om minder snel te belanden in de valkuil van altijd-maar-doorgaan. En heb je geen koek, snoep en chips in huis, dan helpt dit in de strijd tegen calorieën.
Als het gaat om geloof en kerk, nemen mensen zich ook goede dingen voor. Elke dag een vast moment voor persoonlijke Schriftlezing en gebed. Niet zo snel een Bijbelkring of vereniging afzeggen. Meer aandacht voor anderen en minder bezig zijn met jezelf. Strijden tegen die ene zonde. Ook hier geldt dat we weten hoe goed het is, maar dat we het vaak niet doen. Of maar tijdelijk doen, en dan snel weer vervallen in oude gewoontes – soms met de vergoelijking dat het zo vreemd niet is, want „dit is toch een geestelijke strijd.” De duivel doet er immers alles aan om ons bij het goede vandaan te houden?
Hoe vaak maken wij gebruik van psychologische inzichten als we verandering in godsdienstig gedrag nastreven? Of als we een geestelijke strijd voeren? Als godsdienstpsycholoog die onderzoekt hoe psychologische processen doorwerken in geloof en geloofsbeleving, denk ik dat hier nog veel te winnen is. Neem het goede voornemen om elke dag tijd te nemen voor persoonlijke Schriftlezing en gebed. Als we op dit punt echt iets willen veranderen, zouden we onszelf vier vragen kunnen stellen.
De eerste vraag is: Hoe concreet is mijn goede voornemen? We weten dat, hoe concreter een voornemen geformuleerd is, hoe gemakkelijker het leidt tot nieuw gedrag. ”Elke morgen om half zeven” of ”nadat we de kinderen ’s avonds op bed gelegd hebben” is dus beter dan ”elke dag”.
De tweede vraag is: hoe ga ik mezelf monitoren? Elke dag een kruisje zetten in je agenda, op de kalender of op een speciaal papier op een zichtbare plek, wanneer je je voornemen in praktijk gebracht hebt, draagt bij aan gewoontevorming.
Derde vraag: hoe kan ik anderen betrekken bij mijn goede voornemen? Een huisgenoot of vriend die vraagt of het vandaag gelukt is of aan wie je wekelijks verantwoording aflegt, kan stimulerend werken.
Als laatste kun je jezelf de vraag stellen: Kan ik iets veranderen in mijn omgeving waardoor ik het makkelijker voor mezelf maak? Zijn er ‘afleiders’ die ik moet verwijderen? Of zijn er juist ‘reminders’ die ik moet toevoegen? Als je er een gewoonte van maakt om stille tijd te houden op je slaapkamer terwijl je je telefoon, de krant of een volle wasmand beneden hebt liggen, helpt dat bij je concentratie. Wanneer je Bijbel zichtbaar op de tafel ligt, of wanneer er een briefje op de spiegel geplakt is, vergeet je het minder snel.
Veranderen kost strijd, vaak ook geestelijke strijd. Maar sommige dingen zijn gewoon psychologie.
De auteur is rector van het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg), onderdeel van Eleos en De Hoop ggz, en bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.