Verbeteringen in pleegzorg uitdaging voor instanties
Een paar cijfers over pleegzorg in Nederland. In 2018 woonden 22.741 kinderen voor kortere of langere tijd bij in totaal 16.534 pleegouders. In datzelfde jaar haakten 2317 pleeggezinnen af.
Is dat laatste een (te) hoog aantal? Het is maar hoe je het bekijkt. Pleegzorg is behalve een mooie ook een moeilijke en complexe taak. Niet zelden krijgen pleegouders te maken met kinderen die in hun vroege jeugd al zijn beschadigd, en met moeizame en spannende contacten met de natuurlijke ouders. Dát er in dit soort situaties soms afgehaakt wordt, is onvermijdelijk.
Bovendien moeten we ons realiseren dat een vijfde van de afhakers om zogeheten natuurlijke redenen stopt. Het pleegkind is achttien jaar geworden, of de pleegouders bereiken de pensioengerechtigde leeftijd.
Toch zijn er ten minste twee redenen om het huidige aantal afhakers wel degelijk (te) hoog te noemen. In de eerste plaats: er ís in Nederland al een tekort aan pleegouders. Zo’n 700 kinderen wachten op een plek in een gezin. In dat licht bezien is elke afhaker er één te veel. In de tweede plaats is het voortijdig afhaken van pleegouders funest voor juist deze categorie kinderen. Zij zíjn al kwetsbaar en hebben voor alles behoefte aan continuïteit en stabiliteit.
Daarom verdient het een compliment dat het Nederlands Jeugdinstituut, de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen en Jeugdzorg Nederland samen een onderzoek hebben uitgevoerd onder 542 pleeggezinnen die in 2017 en 2018 zijn gestopt.
Nee, de resultaten van het onderzoek –die donderdag naar buiten kwamen– verrassen niet enorm, althans niet voor mensen die de pleegzorgwereld al uit eigen ervaring kennen. Pleeggezinnen die voortijdig afhaken, voelen zich vaak niet serieus genomen door zorgprofessionals, klagen over een gebrek aan begeleiding en nazorg, en hebben er onder meer moeite mee dat zij zo vaak met wisselende voogden of pleegzorgwerkers te maken kregen, zo blijkt uit het onderzoek.
Toch is het winst dat deze klachten nu eens helder op een rij worden gezet en met cijfers worden onderbouwd. Want het aanpakken van elk probleem begint met het eerlijk onder ogen zien ervan.
Rest nu voor overheid en hulpinstanties de schone én zware taak aan verbeteringen te gaan werken. Om alles op alles te zetten om de samenwerking tussen zorgprofessionals en pleeggezinnen te verbeteren. En om –een andere aanbeveling uit het rapport– voor een betere match te gaan zorgen tussen pleeggezin en kind. Je daarvoor inzetten is, in het belang van de hele samenleving, zeer de moeite waard.
Waarbij in elk geval dit lichtpuntje te ontwaren valt: veel afgehaakte pleegouders staan, zo blijkt uit het onderzoek, er wel degelijk voor open om ooit opnieuw een pleegkind in huis te nemen. Dat geeft enige hoop voor de toekomst.