De DKO kent geen zelfstandige tucht door classis
Pas in de twintigste eeuw hebben in de Gereformeerde Kerken in Nederland sluipenderwijs classes en synodes zich de bevoegdheid tot schorsen en afzetten toegeëigend.
Verlaat een classis die tot schorsing en afzetting van een complete kerkenraad overgaat het gereformeerde kerkrechtelijke spoor? Ik beweerde van wel (RD 23-12). Volgens ds. J. van Vulpen (RD 31-12) en A. den Ouden (RD 3-1) sla ik de plank volledig mis en zou de Dordtse Kerkorde (DKO) die bevoegdheid wel aan de meerdere vergaderingen toekennen. Ik ga voorbij aan de andere (in mijn ogen soms eenzijdige en soms onjuiste) punten die beide broeders aandragen. De kernvraag is: mag een classis of synode volgens artikel 79 en 89 van de Dordtse Kerkorde zelfstandig overgaan tot het oefenen van tucht over kerkenraden? Ik laat daarbij de twijfelachtige ontsnappingsroute van ds. Van Vulpen via artikel 30 DKO buiten beschouwing.
Onjuiste interpretatie
De onlangs overleden predikant dr. M. Golverdingen, in leven dienaar des Woords binnen de Gereformeerde Gemeenten, gold binnen de gereformeerde gezindte als een uitnemend kerkrechtdeskundige. In 2001 schreef hij de brochure ”Ontstaan, inhoud en betekenis van ‘oud’ en ‘nieuw’ kerkrecht” (volledig na te lezen op www.kerkrecht.nl). Hij beschrijft daarin hoe vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw in de ongedeelde Gereformeerde Kerken in Nederland sluipenderwijs classes en synodes zich de bevoegdheid tot schorsen en afzetten hebben toegeëigend. De onderbouwing vond plaats in een proefschrift van dr. M. Bouwman over ”Voetius en het gezag der synoden”. Den Ouden noemt dat een doorwrochte studie, maar volgens dr. Golverdingen is het evident dat bij Voetius „ook in noodsituaties de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente uitgangspunt is en blijft” en geeft Bouwman „vanuit een duidelijk vooroordeel en (…) met een gekleurde bril (…) een op een aantal punten dubieuze of zelfs volstrekt onjuiste Voetius-interpretatie.” Zijn conclusie is dan ook: „De door M. Bouwman in 1937 ontwikkelde conceptie voor ‘nieuw’ kerkrecht moet vanwege een dubieuze interpretatie van Voetius voor een deel als wetenschappelijk onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.”
Hier sluit dr. C. van den Broeke, die kerkrecht doceert in Amsterdam en Kampen, zich bij aan in het pas onder redactie van prof. dr. H. J. Selderhuis verschenen ”Handboek Gereformeerd Kerkrecht”. Volgens hem kregen meerdere vergaderingen toen ruimere bevoegdheden dan wenselijk is in het gereformeerd kerkrecht en leverde dat ‘nieuwe’ kerkrecht ingrijpende kerkscheuringen op, waaronder de Vrijmaking.
Wat zegt de Dordtse Kerkorde dan wel over de bevoegdheid van classes en synodes als het om tuchtoefening over kerkenraden gaat? In zijn brochure zegt dr. Golverdingen in hoofdstuk 6.4.2. (”De interpretatie van de kerkorde”) daarover: „De Dordtse Kerkorde, die door de Nationale Synode van Dordrecht in 1618-1619 werd aanvaard, kent geen artikelen, die aan de meerdere vergadering expliciet de weg wijzen voor het optreden in gevallen, dat plaatselijke kerken volharden in afwijzing van de bindende besluiten van deze meerdere vergadering en b.v. weigeren om gehoor te geven aan een besluit tot afzetting van een predikant. (…) Daarbij is van groot belang, dat de kerkorde de meerdere vergaderingen nergens bevoegd verklaard tot het zelfstandig treffen van maatregelen van censuur over ambtsdragers of tot de zelfstandige uitvoering van de door meerdere vergaderingen genomen beslissingen.”
Niet vrijblijvend
Deel uitmaken van een kerkverband is niet vrijblijvend. Een classis heeft meer bevoegdheden dan alleen maar het geven van adviezen. En op de vraag hoe je als kerkverband moet omgaan met „een hardnekkige kerkenraad die zich niet wil houden aan Gods Woord en de belijdenis of kerkelijke besluiten naast zich neerlegt” (zoals ds. Van Vulpen het formuleert) zijn geen pasklare antwoorden. Maar het is ‘nieuw’ en geen ‘oud’ kerkrecht, wanneer een classis of synode de knoop doorhakt door zichzelf ambtelijk gezag over kerkenraden toe te kennen. Voor zulk machtsdenken in de kerk van Christus ben ik vuurbang. Of, om aan te sluiten bij de woorden van dr. Golverdingen: „Op deze wijze wordt de deur naar het mij voorkomt opengezet voor een streven naar macht, dat gemakkelijk in zuivere hiërarchie kan uitmonden. De macht is immers als zout water. Hoe meer men er van drinkt, hoe meer dorst men krijgt.”
De auteur is predikant van de gereformeerde kerk vrijgemaakt Het Noorderlicht in Assen-Peelo en afgestudeerd op de kerkrechtelijke opvattingen van Marnix van St. Aldegonde.