Ouders als rentmeesters van het gezin
Een moeder hoeft de mogelijkheid van een baan buitenshuis niet uit te sluiten, meent Christine Stam-van Gent. „Het is echter wel heel belangrijk dat ouders niet alleen focussen op de financiële voordelen van een tweede baan, maar ook eerlijk durven kijken naar wat werk hun gezin kost.”
In 52 procent van de tweeverdienersgezinnen is altijd een van de ouders thuis om bij de kinderen te zijn, zo blijkt uit het onderzoek van het Reformatorisch Dagblad naar een- en tweeverdieners. „Dat is positief”, reageert Christine Stam-van Gent, schrijver en spreker over onder andere moederschap en gezinsvorming. „Het geeft rust in het gezin als ouders de opvang zo kunnen regelen.”
Ook familieleden blijken nogal eens een steentje bij te dragen. „Het is een voorrecht dat er op die manier een sterke band tussen grootouder en kleinkind kan ontstaan”, vindt een ouder.
„Een ochtend bij opa en oma is ook niet per se schadelijk voor de vorming van een kind”, meent de Kampense moeder van vier kinderen. Toch raadt ze ouders aan hun zoon of dochter tot ongeveer het derde levensjaar niet structureel uit handen te geven.
„Het is voor de hechting belangrijk dat zij bij een van de ouders thuis zijn. Daarnaast missen vaders en moeders veel van de ontwikkeling van hun kind als dat in die leeftijdsfase veelvuldig door anderen opgevangen wordt.”
Dat missen van mijlpalen is een van de belangrijkste redenen waarom ouders het soms (34 procent), vaak (2,7 procent) of altijd (2,6 procent) vervelend vinden dat anderen op hun kinderen passen wanneer ze beiden aan het werk zijn. Daarnaast vinden veel ouders de opvoeding geen taak voor de oppas, maar voor zichzelf.
Perfectionisme
Zo’n 25 procent vindt het nooit vervelend dat anderen hun kinderen opvangen. „De oppas is vertrouwd”, reageert een moeder, „ze doet leuke dingen met de kinderen.” Ook Stam erkent dat opvang niet per definitie slecht hoeft te zijn. „Ik zie soms ook dat moeders uit perfectionisme alles zelf willen doen. Zorg ervoor dat je in ieder geval het grootste gedeelte van de opvoeding als ouders voor je rekening neemt.”
Ruim 17 procent geeft aan dat hun kinderen oud genoeg zijn om voor zichzelf te zorgen. Stam zet daar haar vraagtekens bij. „Natuurlijk, in praktische zin redden ze zich wel. Maar emotioneel ook? Pubers grijpen hun kans als moeder op de bank zit. Dan gaan ze praten.”
Fiets
Het staat voor Stam buiten kijf dat ouders hun kinderen graag gelukkig willen zien. „Er wordt alleen nogal eens op een materialistische manier naar geluk gekeken. Ouders denken dan: als wij niet allebei werken, kunnen we onze zoon of dochter die nieuwe fiets of die vakantie –waardoor we denken dat ons kind gelukkig wordt– niet meer geven.”
Christenen horen echter een andere definitie van geluk te hebben, vindt Stam. „Onze kinderen zijn gelukkig als ze volle bevrediging gaan vinden in Wie God is en hun hoop gaan stellen op een toekomende wereld.” Vanuit die definitie moeten ouders kijken naar wat hun kind nodig heeft, meent Stam „Geld? Een groot huis? Allereerst hebben kinderen ouders nodig die er voor hen zijn en die zelf dat geluk uitstralen.”
Norm
Verschillende respondenten geven aan dat ze door hun werk weer met frisse moed in het gezin aan de slag kunnen gaan. „Het geeft mij energie om te werken. Daardoor kan ik de rest van de tijd thuis een goede moeder zijn.”
Het is inderdaad best mogelijk dat moeders een balans vinden tussen werk en gezin, meent Stam. „Je moet alleen wel eerlijk durven kijken naar wat een baan je kost. Werk kan een groot deel van je gedachten in beslag nemen. Daar moeten ouders zich bewust van zijn.”
Dat geldt andersom ook, meent Stam. „Je kunt heel principieel denken: ik moet thuisblijven, terwijl je graag wilt werken en de situatie in je gezin dat ook toelaat. Als dat innerlijk steeds aan je vreet, draagt dat meestal ook niet bij aan een gelukkig gezinsleven.”
Iedere situatie is anders, benadrukt de Kampense moeder. Ouders moeten volgens haar heel goed kijken naar hun omstandigheden en hun beslissing om wel of niet te werken voor Gods aangezicht nemen. „Dat vraagt een leven met een verborgen omgang met God. Zijn stem is een zachte, stille stem in het hart. Het is dus zaak ervoor te zorgen dat het leven niet te vol wordt om die stem nog te kunnen verstaan.”
Bovenhuis
Zo’n 12 procent van de tweeverdieners geeft aan om financiële redenen gewacht te hebben met het krijgen van kinderen of het kindertal beperkt te houden. Bij eenverdieners gaat dat om zo’n 3 procent.
„Onze financiële situatie speelt wel iets mee”, reageert een respondent, „meer kinderen passen bijvoorbeeld niet in ons huis en in onze auto.” „Met vallen en opstaan gaan we biddend onze weg”, reageert een ander, „in ons huis is geen plaats meer. Een ander huis kopen is niet haalbaar.”
Stam erkent dat er allerlei redenen kunnen zijn om te wachten met het krijgen van kinderen. „Die wil ik niet bagatelliseren. Toch denk ik soms: Welke standaard hanteer je? Houd je de mogelijkheid open dat je gelukkig kunt zijn in een bovenhuis? Houd je de mogelijkheid open dat God verrassingen kan geven?”
Rentmeester
Het moederschap vraagt zelfverloochening, meent Stam. „Je moet kansen opgeven, nachtrust inleveren. Als je je kind ziet als jouw project, dan is het maar net welke andere projecten je daarvoor aan de kant wilt zetten. Als je echter ziet dat God dit kind aan jou toevertrouwt om het tot Hem te leiden, ga je op een andere manier naar het krijgen van kinderen kijken.”
Stam benadrukt dat ouders ook rentmeesters moeten zijn. „Als je weet dat je kindertal genoeg is, je hebt dat voor de Heere neergelegd en je ontvangt daar rust over, mag je ook passende middelen gebruiken; het ligt persoonlijk welke dat zijn.”
Veel ouders willen graag van anderen met een bepaald gezag weten of zij het juiste stapje hebben gezet, merkt Stam. „Het is echter veel belangrijker dat je weet dat je de Heere hebt laten meebeslissen. Dat verlost ouders van de kramp waarin ze vaak zitten als het gaat over de vragen rondom werk, gezinsvorming en opvoeding.”
serie
Gezin en werk
Een serie artikelen naar aanleiding van een RD-onderzoek naar een- en tweeverdieners. Deel 8.