Alle heerlijkheid waardig
1 Timotheüs 1:17
„De Koning nu der eeuwen, de onverderfelijke, de onzienlijke, de alleen wijze God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.”
Welk een afgrond is de heerlijkheid Gods! Paulus noemt Hem de eeuwige Koning of Koning der eeuwen, Wie geen enkele verandering overkomt. De onzichtbare, omdat Hij een ontoegankelijk licht bewoont, zoals hij daarna zal zeggen. De alleen wijze, omdat Hij alle wijsheid van mensen dwaas maakt en wegens haar ijdelheid veroordeelt. Het geheel evenwel komt neer op de zinsnede die hij gebruikt in Romeinen 11:33: „O diepte des rijkdoms…” Hoe verborgen zijn Gods raadsplannen? Hoe onnaspeurlijk Zijn wegen? Want hij wil dat tegen de onmetelijke en onbegrijpelijke wijsheid Gods zó eerbiedig door ons wordt opgezien, dat, indien Zijn werken onze zintuigen te boven gaan, toch bewondering ons in toom houdt. Het is echter twijfelachtig wanneer hij in de laatste bijstelling zegt „alleen”, of hij alle heerlijkheid voor God alleen wil opeisen, of dat hij Hem alleen wijs noemt, of dat hij zegt, dat in waarheid Hij alleen God is. Voor de zaak in kwestie was het van het grootste belang, dat alle mogelijke inzicht van mensen onderworpen wordt aan het verborgen raadsplan Gods. Ik loochen echter niet dat hij verkondigt dat God alleen alle heerlijkheid waardig is. Want zó strooit Hij de vonkjes van Zijn heerlijkheid herwaarts en derwaarts in de schepselen uit, dat zij geheel en onwankelbaar bij Hem blijft berusten. Maar in beide gevallen drukt het uit, dat er niets van heerlijkheid is buiten God.
Johannes Calvijn, reformator te Genève (”Pastorale brieven”, 1964)