Microsoft bekritiseert innovatieplatform
Het door premier Balkenende ingestelde innovatieplatform houdt zich onvoldoende bezig met het stimuleren van de ict-component. Die speelt een ondergeschikte rol te midden van allerlei beschouwingen over nano- en biotechnologie.
Die kritiek komt van de algemeen directeur van Microsoft Nederland, M. van der Bel. Volgens hem blijft het door het kabinet zo bejubelde platform op het terrein van computers en internet „in het basiskamp hangen. Er is geen klim naar boven.”
Tijdens een persgesprek noemde hij woensdag als voorbeeld het onderwijs. Hij kent een vmbo-school die internet gebruikt om de leerlingen meer en langer te interesseren voor bepaalde onderwerpen. Ook in de gezondheidszorg, met name in ziekenhuizen, zijn volgens hem prachtige voorbeelden van innovaties op ict-gebied te vinden. „Maar ze zwemmen tegen de stroom in, want een visie ontbreekt”, aldus Van der Bel, die heeft gemerkt dat veel scholen geldbedragen „eerder voor het dichten van een lek in het dak gebruiken.”
De Microsoft-topman vindt dat het platform zich ook moet bezighouden met zaken die nu al op bescheiden schaal worden toegepast. In de ict-wereld bestond al bij de instelling van het platform de vrees dat het gebruik van de computer een ondergeschikte rol zou gaan spelen.
Van der Bel denkt dat meer aandacht voor ict-toepassingen ook de economie ten goede zal komen. „De gemiddelde werkende Nederlander zit nu 3,4 uur achter een scherm. We hebben discussies over langer werken, maar we zouden ook kunnen zoeken naar ict-oplossingen die de mensen productiever maken. Als je dat vermenigvuldigt met 6 miljoen gaat de teller tikken.”
Hij bekritiseert het abrupte afschaffen van het pc-privé-project. „Dat besluit kwam op een bijzonder slecht moment, heel eenzijdig. Ik denk niet dat het kabinet beseft hoeveel bedrijven midden in grote projecten zitten. En dan heb ik het niet over een paar pc’s, maar over vele duizenden. Bovendien is het een misverstand om te denken dat deze regeling de beter gesitueerden ten goede komt, de onderkant van de samenleving profiteert ervan. En natuurlijk is dit slecht voor de kenniseconomie.”