Onbegrijpelijke liefde
Mattheüs 1:1-16
„Het boek van het geslacht van Jezus Christus, de Zoon van David, de zoon van Abraham…”
Zonder Jezus’ menswording zouden wij in twijfel en onrust en verdriet zijn, niet wetend of het hemelleven ons toekomt of niet. Wij zullen beschuldigd worden door eindeloze wroeging, omdat wij in ons slechts vervloeking vinden en dan nog dagelijks Gods toorn tarten.
Wij moeten er in dit opzicht dan ook vast van overtuigd zijn dat Gods Zoon Zich ons gelijk gemaakt heeft en ons vlees heeft aangenomen, om al de door ons begane overtredingen te herstellen en om er zó voor te voldoen dat zij niet tot onze veroordeling in rekening gebracht worden. Wij moeten weten dat, waar Hij onze broeder geworden is, dit geweest is opdat wij vrijmoedig zo’n hulp als voor ons nodig is, komen zoeken, en dat Hij altijd de armen uitgebreid heeft om ons aan te nemen.
Want wat Hij heeft doorstaan, is geschied om nu medelijden te hebben met ons en met al onze noden en om er genezing voor te geven. Laten wij ook zien op de oneindige liefde van onze God daarin, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven en om onzentwil niet heeft gespaard (Johannes 3:16). God kon ons wel door een ander middel vrijkopen, maar om Zijn onbegrijpelijke liefde uit te drukken die Hij ons toedraagt, en de onwaardeerbare zorg die Hij draagt voor onze veiligheid, heeft Hij gewild dat Zijn enige Zoon Zich bekleedt met ons vlees.
Johannes Calvijn, reformator te Genève (”Het gepredikte Woord”, 1978)