Jezus’ vernedering
Mattheüs 1:1-16 en Lukas 3:23-38
„Het boek van het geslacht van Jezus Christus, de Zoon van David, de zoon van Abraham…”
Ook nu zien wij hoeveel arme ongelovigen er zijn, die beschermheiligen en voorspraken zoeken, omdat zij weten, niet waardig te zijn tot God te komen. Maar zij beledigen daarmee onze Heere Jezus Christus zeer, Die Zich wel verwaardigd heeft Zich tot die diepte te vernederen, dat Hij met ons verenigd werd en zelfs ons in alles gelijk werd, uitgenomen de zonde, opdat Hij te meer medelijden met ons kon hebben en genegen zijn om ons in onze noden te hulp te komen. Anderzijds moest wel de gerechtigheid in ons vlees en in onze natuur voor ons verworven worden. Want zonder dat zouden wij altijd in onze verdoemenis blijven. Maar gelijk wij schuldig zijn voor God en onder het oordeel, zo hebben wij ook de gehoorzaamheid van onze Heere Jezus Christus, Die Borg is en genoegdoening aanbrengt, om ons van al onze schulden kwijtschelding te verwerven. Dat moest wel in ons vlees geschieden. Verder nog, wanneer wij op onze zwakheden letten, zo is dat zeker om ons te doen beven, indien we niet weten dat we in onze natuur genoeg kracht zullen vinden, namelijk door te gaan tot de persoon van onze Heere Jezus Christus. Die, zoals Paulus zegt, zwak is geworden om ons sterk te maken, Die arm is geworden om ons met Zijn rijkdom te vervullen. Zelfs geleidt ons dit vertrouwen tot de opstanding en het eeuwige leven.
Johannes Calvijn, reformator te Genève
(”Het gepredikte Woord”, 1978)