Schaakspel stootte damspel van de troon
Analfabete varkenshoeder en koning hadden gemeen dat ze beiden graag een partijtje damden. Tot ver in de achttiende eeuw was dammen hét grote bordspel. Daarna verdrongen de schakers de dammers. Wat het schaakspel won, verloor het damspel.
Ze blikken met een ernstig gezicht de huiskamer in, de drie zoons van de Franse troonopvolger Louis de Bourbon (1661-1711). Achter het bord zit Charles. Hij wordt geflankeerd door Louis en Philip. Mogelijk kwamen de strategische lessen die de gebroeders van hun damduels leerden hun later goed van pas. De eerste twee zijn respectievelijk hertog van Berry en hertog van Bourgondië. De derde, hertog van Anjou, is de latere koning van Spanje.
Dat er vroeger tot in koninklijke kringen werd gedamd bewijst hoe populair het spel was, zegt dr. Arie van der Stoep (1944), die in 1997 als neerlandicus promoveerde op het proefschrift ”Over de herkomst van het woord damspel”. De inwoner van Hooge Zwaluwe schreef met Veenendaler Wim van Mourik (1950) het dit najaar uitgekomen ”An iconography of draughts”, een tweetalige (Nederlands en Engels) uitgave over het ontstaan en de ontwikkeling van het damspel en zijn positie in met name de Europese cultuur.
De ondertitel, ”Het damspel in beeld”, is toepasselijk, want het boek –waarvan onlangs de tweede druk verscheen– telt niet minder dan 300 afbeeldingen van het damspel in de kunst. Het illustratiemateriaal komt uit de privécollectie van Van Mourik. Het is nog maar een fractie van de verzameling van de Veenendaler, want hij heeft thuis nog tien keer zo veel afbeeldingen. „Mijn kamer staat boordevol dammateriaal. Als ik een nieuw boek koop, moet er haast wel iets de deur uit”, lacht Van Mourik. „Zijn huis lijkt wel een damspelmuseum”, zegt Van der Stoep, die de historische schets in het boek voor zijn rekening nam.
Hoe oud is het damspel?
Van der Stoep: „Ik moet het doen met schaarse onderzoeksgegevens. Het spel ontstond naar alle waarschijnlijkheid tussen het jaar 0 en 200 na Christus. Het is ontwikkeld door stammen die onderworpen waren aan de Romeinen en leefden in het gebied dat we tegenwoordig Frankrijk noemen. Schaakhistorici hebben wel beweerd dat het dammen uit het schaken is ontstaan, maar het omgekeerde is waar. Bovendien heeft dammen het schaken sterk beïnvloed. Zo komt het woord ”dame”, waarmee het belangrijkste schaakstuk wordt aangeduid, van ”dames”, Frans voor ”damspel”. En dat woord stamt weer af van het Nederlandse en Vlaamse woord ”dam”, waarmee ”dijk” of ”wal” wordt bedoeld. Ook nam het schaakspel sommige damregels over, zoals de pion die promoveert als hij de overkant van het bord haalt.”
Bleven de spelregels de eeuwen door hetzelfde?
Van der Stoep: „In Nederland wordt vooral gedamd op een bord met honderd velden. Die variant wordt tegenwoordig ook wel internationaal damspel genoemd en bestaat sinds de tweede helft van de zestiende eeuw. De oudste sporen daarvan zijn aangetroffen in Amsterdam en omgeving. Maar dat wil niet zeggen dat de Nederlanders het damspel zoals we dat in Nederland kennen hebben uitgevonden. Amsterdam was een handelsstad. Het kan heel goed dat het vanuit elders in Europa naar Nederland is gekomen. De spelregels veranderden mee. De laatste ingrijpende wijziging was de invoering van de regel ”slaan is verplicht” aan het eind van de negentiende eeuw.”
Van Mourik: „In het begin werd dammen gespeeld op een lijnenbord. In de veertiende eeuw werd het ergens in Europa overgezet op een bord met 64 velden, waarna het later zijn huidige vorm kreeg. In mijn verzameling van 3000 afbeeldingen van het damspel zitten allerlei varianten, tot borden met 144 velden toe. De selectie die ik voor het boek heb gemaakt laat deze ontwikkeling echter niet zien, maar focust op wie het spel speelden.”
Welke bevolkingsgroepen damden graag?
Van der Stoep: „Door de eeuwen heen was dammen altijd het belangrijkste bordspel. In allerlei landen lieten hooggeplaatste figuren zich rondom een dambord portretteren. Kennelijk had het damspel zo’n hoge status dat het uitgroeide tot een statussymbool. Ik heb geleerd dat het schaakspel die functie had, maar dat blijkt dus niet te kloppen. Het is een grappige gedachte dat afbeeldingen van het damspel nuttig zijn voor de schaakgeschiedenis. In de negentiende eeuw zie je een verandering. Het schaakspel begon populaire spellen als triktrak en het molenspel te verdringen. Langzaam moest ook het dammen het onderspit delven, hoewel het nog een eeuw duurde voordat schaken populairder werd dan dammen. Vooral mensen uit de betere milieus gingen schaken. Waarschijnlijk zagen ze het als een manier om zich te onderscheiden van de lagere klassen, want die bleven wel dammen.
Arbeiders voelden zich bovendien niet thuis op een schaakvereniging met haar intellectuelen. Omstreeks 1925 hadden de meeste leden van een schaakclub een kantoorbaan, terwijl de leden van een damclub met de handen werkten. Het grote publiek concludeerde daaruit dat je voor schaken hersens nodig had en dat dammen maar een armzalig, oppervlakkig en simpel spelletje was. Complete onzin natuurlijk, maar een sociaal vooroordeel was geboren. Inmiddels wordt dit vooroordeel als onomstotelijke waarheid gezien, die zich heeft vastgezet in ons collectieve geheugen.”
Van Mourik: „Vroeger organiseerden cafébazen damtoernooien. Mensen uit allerlei milieus –rijke boeren, scheepsmagnaten en gewone burgers– kwamen erop af en streden om de zilveren tabaksdoos. Jan met de pet had meestal geen tijd en geld voor cafébezoek. Maar wie het iets beter had, ging er wel heen. Om de krant te lezen, een praatje te maken of een spelletje te spelen.”
Van der Stoep: „Wims verzameling bewijst dat álle sociale klassen damden, van analfabete varkenshoeder tot koning.”
Van Mourik: „Na de gemaakte selectie viel het mijn vrouw op dat er circa zestig platen in het boek staan met dammende vrouwen. Zo is de Duitse keurprinses Karoline (1723-1783) afgebeeld. Ze nam het bij een bezoek aan de prins en prinses Von Hessen op tegen de gastvrouw. We weten nu ook dat de vrouwen toen veelvuldig de damdegens kruisten met de mannen.”
Hoe populair is het damspel nu?
Van Mourik: „Van de meer dan 8000 leden die de Koninklijke Nederland Dambond 25 jaar geleden telde, zijn er nog zo’n 4000 over. Veel clubs vergrijzen. De meeste mensen hebben thuis geen dambord meer. Ik hoop dat de neergang afvlakt, maar daarvoor moet er wel wat gebeuren.”
Van der Stoep: „Ik heb een buurjongetje dat vooral met z’n vriendjes communiceert via smartphone en pc. Dammen en schaken zullen in de toekomst ook vooral via dat soort kanalen plaatsvinden. Beide denksporten hebben gemeen dat wedstrijden lang kunnen duren. Te lang naar mijn mening. Ik ben dan ook geen clubdammer meer. Het lijkt me beter om in plaats van één wedstrijd vijf partijen op een avond te spelen. Tussendoor is er dan tijd om echt de ander te ontmoeten.”
Van Mourik: „Ik dam al zestig jaar, ben van het behoudende soort. Ik heb het ook niet op alternatieve puntentellingen.”
Van der Stoep: „De tijdgeest vergt veranderingen, Wim.”
Van Mourik: „Er zijn vele landen en regio’s waar dammen een gewilde bezigheid is. Ik denk aan Brazilië, Afrikaanse landen en het Midden-Oosten. Zo mail ik al jaren met een wetenschapper van een universiteit in Jordanië. Hij zoekt alles uit over verschillende soorten damspellen. Het contact met zo’n man is erg waardevol.”
Boekgegevens
”An iconography of draughts. Het damspel in beeld”, Wim van Mourik en Arie van der Stoep; uitg. Van der Stoep; 260 blz.; € 30,-