Akkerbouwer Braber voelt zich kwetsbaar in zijn eenmansbedrijf
Een helder zonnetje, strakblauwe lucht en nauwelijks wind: ideaal weer om op Goeree-Overflakkee te zijn. Om te genieten van het verre uitzicht.
Boeren op het eiland hebben wel wat anders aan hun hoofd. Ze zijn de vele regen van de afgelopen tijd nog aan het verwerken, want de kleigrond sopt als een spons. Dat is lastig suikerbieten rooien, omdat daarvoor trekkers worden ingezet en die zakken gemakkelijk weg.
Akkerbouwer Lieven Braber (57) uit Stad aan het Haringvliet heeft overuren gedraaid om de suikerbietenoogst van zijn land te krijgen. Het gesprek met hem vindt plaats tussen de middag, zijn vrouw Jeanette (57) heeft de tafel gedekt. Het gezin telt vier kinderen, drie zoons en een dochter. „Ik houd hier alles in leven”, zegt de parttime onderwijzeres later over haar rol als boerin. Een staaltje daarvan wordt zichtbaar tijdens de lunch.
Braber runt het akkerbouwbedrijf dat hij en zijn broer overnamen van hun vader; de 90-jarige oud-agrariër woont nog altijd naast de boerderij. Lieven en zijn broer hebben elk 60 hectare landbouwgrond te bewerken. Hij verbouwt tafelaardappelen (20 hectare), „juun” (uien, 10 hectare), suikerbieten (9), wintertarwe en kapucijners. Braber verhuurt een deel van de grond voor de teelt van tulpen.
Dat Braber vrijwel alles alleen doet op de boerderij heeft volgens hem als sterk punt dat er alleen zo nog een goede boterham te verdienen valt. Tegelijkertijd is het zijn zwakke plek, want zodra Braber uitvalt moet er een vervanger zijn, en die heeft hij ook wel. Ook zijn drie zoons springen wel eens bij. Maar schaatsen zodra de sloten zijn dichtgevroren? Dat doet hij niet meer. „Als ik een been breek, staat hier alles stil.”
Hoe zit dat eigenlijk met die zoons? Gaat er een het bedrijf een keer overnemen? Een van de jongens heeft de Hogere Agrarische School gedaan („de HAS” in jargon), net als Braber zelf trouwens, maar boer worden? Niet dus. „Dan moet je te hard werken.” Braber kan hem geen ongelijk geven. „Als je ziet hoeveel uren ik moet maken om mijn boterham te verdienen, kán het niet anders dan dat je veel plezier in je werk moet hebben om dat op te brengen.”
En dan is er de regelgeving uit Den Haag en Brussel – misschien wel de grootste bottleneck voor de zoons van Braber. Ook hijzelf maakt zich zorgen. Hij wijst op de lange lijst gewasbeschermingsmiddelen die op het punt staan verboden te worden. „Nu zijn het de veehouders die problemen met de regels hebben, de akkerbouwers zijn daarna aan de beurt.”