Crimineel gedrag beteugelen met een ijspriem uit de la
Wie ”Pest en cholera. Geneeskunde door de eeuwen heen” leest, moet niet vies zijn van onsmakelijke plaatjes: van een beenamputatie tot een door lepra of de pokken aangetaste huid.
De Engelse titel van het dit najaar vertaalde boek is eigenlijk veelzeggender: ”Dreadful Diseases and Terrible Treatments” (”Vreselijke ziektes en verschrikkelijke behandelingen”). Zo beschrijft de Australische auteur Jonathan J. Moore gedetailleerd hoe een snijder te werk ging bij het castreren van een Chinese man. In de Verboden Stad in Peking leefden tussen de vijftiende en zeventiende eeuw namelijk zo’n 10.000 eunuchen, die vaak als jongen al ontmand waren. In het keizerlijk paleis zouden duizenden mannen en vrouwen aanwezig zijn geweest, maar slechts één paar testikels: die van de keizer.
Nadat de geslachtsdelen verwijderd waren, mocht de arme man of jongen drie dagen niets drinken. Intussen vulde de blaas zich en genas de wond. Als hij daarna kon plassen, werd de castratie als succesvol beschouwd. De eunuch kon dan aan de slag in het paleis en nam bijvoorbeeld de zorg voor de harem van de keizer op zich. Was de urinebuis echter ontstoken geraakt –wat het urineren belemmerde– dan volgde een langzame en pijnlijke dood.
Kraamvrouwenkoorts
In grofweg dezelfde periode deed zich in Europa bij het vrouwelijk geslacht een andere tragedie voor: kraamvrouwenkoorts. Eeuwenlang was de bevalling in veel landen een exclusieve vrouwenaangelegenheid. Vroedvrouwen hielpen bij de bevalling, die gewoonlijk thuis in de slaapkamer plaatsvond. Het babysterftecijfer was ongeveer 14 op de 1000; van de moeders overleden er 2 op de 1000 tijdens een bevalling. „Toen mannelijke dokters zich ermee gingen bemoeien, schoten de sterftecijfers omhoog… allemaal dankzij vuile handen”, schrijft Moore.
In de negentiende eeuw was kraamvrouwenkoorts in Engeland de belangrijkste sterfteoorzaak na een bevalling. Vrouwen die geïnfecteerd raakten met de bacterie –de gevaarlijkste is Streptococcus pyogenes– huilden dagenlang van pijn voor ze stierven. In een poging de sterfte terug te dringen werden kraamklinieken opgericht, waarvan de eerste in 1646 in Parijs. Hier boden specialisten zorg met alle mogelijke faciliteiten van die tijd. Het sterftecijfer ging sindsdien juist sterk omhoog; in sommige zalen overleed een op de vier vrouwen. De reden: artsen verrichtten autopsie bij overleden vrouwen en hielpen vervolgens –met ongewassen handen– bij een bevalling.
De Hongaarse arts Ignaz Semmelweiss ontdekte dat het sterftecijfer drastisch verminderd kon worden als artsen hun handen regelmatig met bleekwater wasten. Hiermee legde hij in 1847 de basis voor het gebruik van desinfecterende middelen. Pas dertig jaar na zijn dood kreeg hij de erkenning die hij verdiende, dankzij de Engelse chirurg Joseph Lister. Lister drong erop aan instrumenten, verband en operatieschorten te steriliseren, maatregelen die vanaf 1880 in Engelse kraamklinieken werden geïntroduceerd. Maar in Amerika, waar men Listers adviezen maar moeizaam accepteerde, stierven rond 1920 nog een kwart miljoen vrouwen bij de bevalling.
Amputeren
Ook de uitvinding van anesthetica, middelen die de pijn verdoven, betekende een belangrijke doorbraak in de geneeskunde. Vóór die tijd kwam het voor dat een patiënt tijdens een operatie stierf aan een door pijn veroorzaakte shock of hartstilstand. Artsen hoopten dat te voorkomen door een patiënt snel te opereren. De Schotse arts Robert Liston (1794-1847) beroemde zich erop het snelst een been te kunnen amputeren. Bij één patiënt lukte hem dat binnen 150 seconden. Per ongeluk verwijderde hij daarbij ook de testikels van de man.
De Amerikaanse tandarts William Morton (1819-1868) zorgde voor een kantelpunt in de chirurgie. Voordat hij op 30 september 1846 een tand trok bij Eben Frost, had hij hem buiten bewustzijn gebracht met een in ether, een narcosemiddel, gedrenkte zakdoek. Frost voelde niets van de behandeling en kon na twintig minuten weer aan het werk. Een maand later werd de eerste chirurgische ingreep onder verdoving uitgevoerd. Ene Gilbert Abbott werd toen geopereerd aan een tumor in zijn nek.
Wie denkt dat de geneeskunde zich sinds het gebruik van verdovende en steriliserende middelen op een hoog niveau bevindt, vergist zich. In de jaren 1930 tot 1960 voerde een aantal artsen een innovatieve, maar gruwelijke behandeling voor geesteszieken uit: de zogeheten lobotomie, ofwel chirurgie van het brein. Door de verbindingen tussen de voorhoofdskwabben en de rest van het brein door te snijden, geloofden artsen de emoties van een psychopaat te kunnen beteugelen. Misdadigers zouden voortaan geen crimineel gedrag meer vertonen, dacht dr. William Keating, directeur van een gevangenis in Californië. Een andere arts, dr. Walter Freeman, meende dat deze behandeling nuttig was bij schizofrenie, een depressie, chronische pijn en andere aandoeningen.
In de Verenigde Staten ondergingen ongeveer 50.000 patiënten lobotomie. Van hen komen er 3500 op naam van dr. Freeman. Freeman gebruikte hiervoor een ijspriem uit zijn keukenla, waaraan hij een handvat had geknutseld. Via de bovenkant van het oog van een patiënt boorde hij het instrument door een dunne laag bot in de hersenen. Vervolgens draaide hij het instrument rond om de bindweefsels door te snijden. Ondanks de schadelijke neveneffecten van de procedure –patiënten verloren hun spraakvermogen, intellect of zelfs hun leven– kreeg hij pas in 1967 het verbod ooit nog te opereren.
Voor wie de moed heeft dit boek te lezen, levert het ook wat op: waardering voor de westerse gezondheidszorg anno 2019. Een lange geschiedenis van medisch falen ging hieraan vooraf.
Boekgegevens
Pest en cholera. Geneeskunde door de eeuwen heen, Jonathan J. Moore; uitg. Davidsfonds; 256 blz.; € 29,99