Groei Koreaanse kerken blijft stormachtig
Titel:
”The Early Revival Movement in Korea (1903-1907)”
Auteur: Chang Ki Lee
Uitgeverij: Boekencentrum, Zoetermeer, 2003; Mission-reeks nr. 34
ISBN 90 239 1535 6
Pagina’s: 213
Prijs: € 19,90; Titel: ”History and theology of Korean Pentecostalism: Sunbogeum (Pure Gospel) Pentecostalism”
Auteur: Ig-Jin Kim
Uitgeverij: Boekencentrum, Zoetermeer, 2003; Mission-reeks nr. 35
ISBN 90 239 1536 4
Pagina’s: 371
Prijs: € 29,90.
Zuid-Korea is het enige Aziatische land waar het protestantisme een belangrijke plaats inneemt. De grondslag daarvoor werd gelegd door de revivalbeweging van een eeuw geleden. De protestantse kerken lieten toen een snelle groei zien. In de Mission-reeks van het Boekencentrum verscheen vorig jaar een tweetal studies over de Koreaanse kerkgeschiedenis.
Chang Ki Lee, predikant van de Koreaanse kerk in Den Haag, beschreef deze opwekkingsbeweging onder de titel ”The Early Revival Movement in Korea (1903-1907)”. Daarin worden de verschillende aspecten van deze spectaculaire kerkgroei gedetailleerd beschreven.
Net als de Japanners hielden de Koreanen hun land eeuwenlang afgesloten voor vreemde invloeden. Aan het eind van de 19e eeuw was die politiek niet langer vol te houden. Al spoedig werd Korea een speelbal van Rusland, China, Japan en de westerse mogendheden.
Uiteindelijk verwierf Japan, nadat eerst China en daarna Rusland dat land in militair opzicht als hun meerdere hadden moeten erkennen, de vrije hand op het Koreaanse schiereiland. Dit met goedkeuring van de Amerikaanse president Theodore Roosevelt. In 1910 werd Korea door de Japanners geannexeerd, nadat het eerder al had moeten instemmen met de status van Japans protectoraat.
Onrust
De door Lee beschreven Koreaanse revival had dan ook plaats te midden van veel politieke en sociale onrust. Sinds de jaren tachtig van de 19e eeuw waren Amerikaanse missionarissen, methodisten en presbyterianen, in Korea actief. Zij werkten voornamelijk indirect door het opzetten van ziekenhuizen en scholen.
Voor de zending was het niet eenvoudig om te midden van de internationale verwikkelingen haar koers te bepalen. Aanvankelijk waren de Amerikaanse zendelingen pro-Japans, maar na de moord op de Koreaanse koningin en andere wreedheden veranderde dat. Sindsdien gaven zij Koreaanse christenen veelal het advies om buiten de politieke conflicten te blijven. De kerk was immers belangrijker dan de natie en de politiek. Men mocht de Japanners niet haten. Niet alle kerkleden namen hen die opstelling in dank af.
De Koreaanse revival begon in 1903 in Wonsan en bereikte zijn hoogtepunt vier jaar later in Pyongyang. Beide steden liggen nu in het strengcommunistische Noord-Korea. Kenmerkend voor de Koreaanse revival was dat mensen tijdens de kerkdiensten openlijk hun zonden beleden. Soms waren dat er zo veel dat er geen tijd meer over was voor de preek.
Zondagsarbeid
De zondag stond voortaan in het teken van de eredienst. Christelijke boeren verkochten op zondag hun producten niet meer op de markt. Ook weigerden zij om op Gods dag mee te doen aan het gezamenlijk met hun buren uitzetten van de rijstplantjes, zoals men voorheen gewend was.
Hoewel de bevolking over het geheel genomen arm was, gaf men veel voor kerkelijke doeleinden, zodat de Koreaanse kerk al in 1906 financieel op eigen benen kon staan. Koreaanse christenen kenmerkten zich ook door hun vurig gebed. Lee wijst er op dat bij de inheemse religies (met name boeddhisme en sjamanisme) het gebed eveneens een zeer belangrijke plaats innam.
Daarnaast lag de nadruk op het bestuderen van de Bijbel. Koreaanse bijbelcolporteurs trokken het hele land door. Toen de opwekkingsbeweging eenmaal op gang kwam, beperkten de zendelingen zich tot het begeleiden van de nieuwgevormde gemeenten.
Kenmerkend voor de Koreaanse revival was dat de zendelingen van verschillende denominaties in goede harmonie met elkaar samenwerkten. Theologisch waren zij beïnvloed door de Amerikaanse opwekkingprediker Moody.
De presbyteriaanse kerken hadden een calvinistische achtergrond, maar Lee signaleert niet ten onrechte dat er in de loop der jaren een arminianisering van het Amerikaanse calvinisme had plaatsgehad. Die ontwikkeling stempelde helaas ook de Koreaanse opwekkingsbeweging.
Pinksterkerken
Het volgende deel in de Mission-reeks, ”History and theology of Korean Pentecostalism: Sunbogeum (Pure Gospel) Pentecostalism”, behandelt de opmars van de pinksterkerken in Korea. Ig-Jin Kim promoveerde hierop vorig jaar aan de Utrechtse universiteit.
Na het einde van de Japanse bezetting maakten de Koreaanse pinksterkerken een snelle groei door. De centrale figuur daarbij was de prediker Paul Yonggi Cho (geboren in 1936). Zijn kerk in Seoul groeide uit tot een megakerk met meer dan 100.000 leden. De auteur spreekt van de grootste gemeente in de hele kerkgeschiedenis.
Yonggi Cho zette daardoor ook een zwaar stempel op het verband van de Koreaanse pinkstergemeenten. Zijn gemeente was groter dan alle andere bij elkaar. Dat leidde in 1981 zelfs tot een breuk, die tien jaar later geheeld werd.
Kim schenkt uitgebreid aandacht aan de relatie tussen het vanouds in Korea bestaande heidense sjamanisme en de opkomst van de pinkstergemeenten. Waar de een spreekt van syncretisme, ziet de ander dat slechts als een vorm van enculturatie (ingroeien in de cultuur van het land).
Ook in het sjamanisme lag de nadruk op vervulling met de geest, genezing en extase. De meeste sjamanen waren vrouwen. In de Sunbogeum-kerk vervullen vrouwen eveneens een belangrijke rol. Er zijn meer vrouwelijke dan mannelijke kringleiders en predikanten.
Namaakchristendom
Begin jaren tachtig beschuldigde de presbyteriaanse Tonghap-kerk Cho van namaakchristendom. Een van de bewijzen daarvoor was het accepteren van bepaalde vormen van voorouderverering. Na een breed gevoerde discussie gaf Cho op dat punt toe. In de jaren negentig liet de Tonghap-kerk de beschuldiging vallen, ook al omdat zij Cho en zijn kerk niet meer wilde beoordelen volgens de criteria van de gereformeerde theologie.
De eschatologie van de Sunbogeum-beweging wordt door de auteur getypeerd als ”dispensational premillennialism”. Cho was ook op dit vlak niet beducht voor forse uitspraken. De voorzitter van de Europese Unie (in zijn ogen het nieuwe Romeinse Rijk) beschouwde hij als de antichrist. De staat Israël neemt in zijn eschatologie een uiterst belangrijke plaats in.
Uitermate storend in het boek over de Koreaanse pinkstergemeenten is dat er bij talloze woorden een spatie zit tussen de eerste letter en de rest van het woord. Op elke bladzijde komt dat vele malen voor. Kennelijk een of andere computerstoring. Die had men echter tijdig moeten ontdekken en repareren. Zo kun je een boek toch niet op de markt brengen! Van beide boeken geldt dat de daarin opgenomen landkaartjes en grafieken uiterst primitief zijn uitgevoerd. Dat kan tegenwoordig veel beter.
Niettemin bieden beide boeken veel materiaal over de Koreaanse kerkgeschiedenis. Voor ons zijn niet alle details even interessant, maar ook een globale lezing biedt een beeld van de ontwikkelingen daar. Met name de snelle kerkgroei is, zeker in de Aziatische context, een belangwekkend verschijnsel.