„Verkondiging is kern gemeentezijn”
In de verkondiging klopt de kern van het gemeentezijn. De prediking dient én in kritisch rapport met de tijd te zijn én in overeenstemming met het gereformeerd belijden. Met deze woorden opende ds. G. D. Kamphuis donderdag in Dalfsen de predikantenconferentie van de Gereformeerde Bond over de prediking.
Het is voor de derde keer dat de conferentie -donderdag en vandaag- werd gehouden. Zo’n honderd predikanten namen eraan deel.
De conferentie begon met een preek van drs. W. Dekker, hervormd predikant in Oosterwolde. Het thema ervan was Psalm 51:12b: „Vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest.” Dekker beschreef David als de man die weer op de terugweg is nadat de profeet Nathan tot hem was gekomen. „David leefde in een dubbelheid die griezelig is: een hoogbegaafd, vroom man, die niettemin tot overspel en moord in staat was. Het wonder is dat de mens het niet opnieuw hoeft te proberen. God maakt een nieuw begin in de chaos van het bestaan, een nieuwe geboorte, het beste dat God van boven naar beneden brengt. God geeft de mens altijd weer een nieuwe kans, al heeft hij het nog zo verprutst.”
David bidt om een rein hart, een ongedeeld hart, zonder dubbelheid en om een vaste geest, die volhardend een vaste koers vaart. Die geest wordt gewerkt door de Heilige Geest, Die in David woonde. „Als je echt de Bijbel leest, gaat het in Psalm 51 niet alleen over David, maar ook over jou”, zo onderstreepte ds. Dekker de relevantie van de psalm voor deze tijd.
De psalm wijst ook op de noodzaak van een vaste weg in het leven, het maken van een keuze. „Deze psalm van David mag je ook preventief bidden, voordat het te laat is”, zei ds. Dekker. „Ouders bidden terecht met kinderen om een nieuw hart. Als ze er ook maar aan toevoegen dat God dat zeker zal geven en dat Hij erg van zulke bidders houdt.”
Er kwam een viertal reacties op de preek van ds. Dekker. „Ligt hier niet te veel accent op de chaos?” wilde ds. M. Goudriaan weten. „Hoe zit het met de relatie tussen schepping en val? Waar blijft de schuldvraag in deze preek? Waarom wel over chaos gesproken en niet over schuld?” Hij vroeg zich af of het spreken over de relevantie van de preek niet iets vaags heeft. „De factoren van relevantie zouden wel eens heel divers bij de verschillende mensen kunnen liggen. Het christelijk geloof is in ieder geval maximaal relevant.”
Ds. M. J. Tekelenburg waardeerde in de preek van Dekker vooral de opmerkingen over de aansluiting bij jongeren, alsmede zijn poging om de mens van vandaag te bereiken. „Het gevaar van zijn preek is wel dat die te theoretisch is doordat hij te zeer van Davids persoonlijke geschiedenis wordt losgekoppeld.” Ds. Tekelenburg zei moeite te hebben om in zijn preken regelmatig een beeld te geven van de huidige tijd. „Op die manier wordt de preek makkelijk te breed. Het is dan beter de insteek bij de tekst zelf te geven.”
A. H. van ’t Zelfde, jeugdouderling in Ridderkerk en bestuurslid van de HGJB, wees op de taak van de prediker „om de mensen uit de andere wereld op te halen en hen bij de hand mee te nemen naar de wereld van God. Of blijven ze zitten waar ze zijn? Wat wil de Heilige Geest precies met een tekst in de gemeente? Jongeren hebben niet zozeer behoefte aan moraliserende raadgevingen als wel aan radicale aanwijzingen vanuit het Woord. Het verrassende van de preek is om te laten zien dat het nieuwe begin bij God verkrijgbaar is.”
Dr. G. van den Brink, docent dogmatiek in Leiden, noemde het verhalende element in de preek, zoals hij dat bij Dekker hoorde, van belang „om de aandacht van de hoorder weer op te eisen. Het is erg belangrijk is dat predikanten naast hun hoorders staan en hen niet van bovenaf allerlei dingen toeroepen.” Van den Brink had wel vragen bij Dekkers opvatting over „scheppen als het scheiden van chaos. Is het niet deprimerend dat de chaos teruggaat op Genesis 1? Wordt de vaste geest bij Dekker geen psychische in plaats van een theologische categorie? Met het begrip vaste geest wordt -volgens Kohlbrugge- bedoeld dat je bij de genade blijft, hoe gefragmentariseerd en aangevochten het leven ook is. Juist in Psalm 51 heeft de schuldvraag een wezenlijke plaats, en niet zozeer de chaos.”
„Het is niet uit postmoderne overwegingen dat ik stilsta bij de chaos”, zo reageerde drs. W. Dekker. „Maar het is wel zo dat de categorie van de schuld in deze tijd verdwijnt en die van het lot ervoor in de plaats komt. Chaos, tragiek en lot liggen meer bovenaan dan zonde en schuld. Dat is ook mijn bestaanservaring. Als ik de Bijbel lees en allerlei theologen, lees ik daar eveneens over het lot en het onbegrijpelijke van de chaos. Je kunt niet alles afdekken met de begrippen zonde en schuld.”
Volgens Dekker zijn er „lagen in de Schrift. In bepaalde periodes ben je vatbaarder voor specifieke lagen die je voorheen minder bekend waren.” Hij wilde „niet gaan schrappen in de Bijbel, zoals de vrijzinnigheid dat heeft gedaan. Maar we moeten wel dingen bewaren voor andere tijden. Je hoeft in de christelijke theologie niet alles te zeggen. Je moet echter wel de dingen noemen die in deze tijd bovendrijven.”
Ds. Goudriaan bleef toch met de vraag zitten of een objectieve uitleg van de Schrift in de visie van ds. Dekker mogelijk is. „Lezen we de Bijbel op die manier niet door een bepaalde bril? Wellicht zijn er over twintig jaar weer andere lagen zichtbaar.”
Ds. R. H. Kieskamp vroeg zich af of ds. Dekker nu de werkelijke hoorder voor ogen had of „de gefingeerde moderne mens.” In zijn ogen had ds. Dekker zijn spreken over de chaos „moeten gebruiken als een opstapje naar de kern: de schuldvraag voor God.” „Deze moderne mens kom ik overal tegen, ook in mezelf”, gaf ds. Dekker als antwoord. „Ik vind het erg dat veel gereformeerde prediking over de hoofden van de moderne mens heengaat. Vaak wordt nauwelijks verdisconteerd uit welke psychologische en antropologische inzichten die mens leeft. Door deze inzichten te verwerken in het spreken over zonde en schuld, beseffen de mensen dat de preek over hen gaat.”