Brussel jaagt marktkoopman weg met concurrentieregels
Bij alle gemeenten gaat het vergunningenbeleid voor markstandhouders op de schop. Steeds meer marktondernemers zien hun inkomsten hierdoor in gevaar komen en luiden daarom de noodklok. „Er moet snel duidelijkheid komen.”
In de bedrijfsloods van Van Loon Kaas Kanjers staan drie marktwagens. „Ze worden hier iedere maandag gereedgemaakt”, vertelt Arjan van Loon (37) terwijl hij naar de wagens wijst. „Daarna gaan ze gedurende de werkweek verschillende markten af. Eerst waren het vier wagens, maar mede door de vergunningenkwestie is dit aantal teruggeschroefd naar drie.”
Gemeenten verstrekten voor onbepaalde tijd vergunningen aan marktkooplui. Tot voor kort. Steeds meer gemeenten verlenen alleen nog maar tijdelijk vergunningen. Meestal voor een periode van drie of vijf jaar.
De lokale overheden volgen daarmee wetgeving van de Europese Unie. Op veel markten is het dringen om een plekje. Met tijdelijke vergunningen krijgen nieuwkomers ook een kans om ertussen te komen, meent Brussel.
Het idee klinkt sympathiek. Maar de praktijk is weerbarstiger. „Alleen een markwagen kost al tussen de 100.000 en 150.000 euro”, zegt Van Loon. „Ik ga dus nooit een nieuwe marktwagen kopen als ik weet dat ik over een aantal jaar wellicht mijn vergunning kwijt bent aan een ander.”
Van Loon staat met zijn bedrijf op zo’n 25 verschillende markten, van Limburg tot de Achterhoek. Het klinkt royaal, maar Van Loon maakt zich toch zorgen. „Als ik per marktwagen twee vaste plekken verlies, dan zijn de wagens al niet meer rendabel.”
Zijn hele bedrijf verkeert momenteel in een impasse. „Ik durf ook niemand zomaar meer aan te nemen. Voor hetzelfde geld zit ik straks met teveel personeel als we onze plaatsen verliezen. Ook andere investeringen zijn op de lange baan geschoven, zoals het routinematig vervangen van de vloer in de bedrijfsloods.”
Bekend gezicht
Door het nieuwe vergunningenbeleid zou het bedrijf van Van Loon wel op markten kunnen komen te staan, waar nu geen ruimte is. Weliswaar zou er dan iets te verliezen zijn, maar ook te winnen. Zo simpel is het volgens Van Loon echter niet. „We werken al jarenlang met dezelfde standplaatsen. Daar zijn de routes helemaal op afgestemd. Ik heb niets aan een extra plek als die niet op de route ligt.”
Daarbij hechten de klanten veel waarde aan een bekend gezicht. „Op sommige plaatsen komt ons bedrijf al meer dan veertig jaar. Van veel klanten ken ik hun voornaam. We praten veel, vaak ook over persoonlijke dingen. Ik noem mezelf soms ook grappend maatschappelijk werker.”
Dat de band met zijn klanten sterk is, licht de marktkoop aan de hand van een voorbeeld toe. „Toen mijn dochters werden geboren, werd ik overladen door felicitaties. Ik kreeg zelfs kaarten en cadeaus.”
Net als bij de stikstof- en PFAS-kwestie vreest van Loon dat er meerdere branches geraakt gaan worden, nu steeds meer marktbedrijven de hand op de knip houden. „Ik hoorde onlangs van een marktwagenbouwer dat een klant zijn bestelling had ingetrokken. De reden: de vergunningenkwestie. Ik vrees dat steeds meer bedrijfstakken hiervan de gevolgen gaan ondervinden.”
De toekomst belooft niet veel goeds, verwacht Van Loon. „Iedere gemeente mag zelf bepalen wanneer de nieuwe vergunningsregels ingaan. Het is dus elke keer maar afwachten of we de plek behouden. Ik ben bang dat we over vijf jaar nog steeds in deze onzekerheid zitten.”
Dat heeft ook op privégebied z’n weerslag. „Door gezinsuitbreiding hebben we wat nieuwe spullen nodig. Maar mijn vrouw en ik denken dat het verstandiger is om het geld te sparen. Dan hebben we een buffer als het bedrijf in de problemen komt.”
Appje
Toch heeft Van Loon de hoop nog niet opgegeven. Samen met negen andere bezorgde marktkooplui heeft hij naar alle Tweede Kamerfracties een brief gestuurd om de urgentie van de situatie aan te kaarten. De reacties waren echter op één hand te tellen. „Slechts twee partijen hebben iets laten weten.”
De politiek moet in beweging komen, vindt Van Loon. „Ik kreeg pas een appje van een concullega. „Zullen we ook maar met z’n allen op het Malieveld gaan staan?”, vroeg hij. Nu zeggen mensen dat nog grappend. Maar die kant het kan best opgaan.”