Daarmee gaat hij verder dan zijn partijgenoot Bolkestein. Die streeft als eurocommissaris van Fiscale Zaken alleen een harmonisatie na van de wijze waarop het winstbedrag wordt vastgesteld waarover een onderneming de afdracht verschuldigd is. De komende tijd onderhandelen de EU-ministers over een door hem vervaardigd voorstel op dat punt.

Tot dusver hanteert elk land zijn eigen berekeningsmethode. Daarbij zijn uiteenlopende begrippen, uitzonderingen en aftrekmogelijkheden aan de orde. Bolkestein stelt voor meer uniformiteit aan te brengen, om het gemakkelijker te maken om de situatie in de diverse landen te vergelijken. Hij wenst echter geen beperkingen ten aanzien van de hoogte van de tarieven.

Met name in het voormalige Oostblok lokken de overheden buitenlandse bedrijven met behulp van een lage winstbelasting. Sommige lidstaten, waaronder Duitsland en Frankrijk, pleiten ervoor om die vorm van concurrentie een halt toe te roepen. Bolkestein juicht die juist toe.

Zalm debatteerde dinsdag als huidig voorzitter van de EU-ministerraad van Financiën met de commissie op dat terrein uit het EP. Daarbij verklaarde hij: „Als we een akkoord willen bereiken over de gezamenlijke grondslag voor de vennootschapsbelasting, denk ik persoonlijk, en dat is misschien onverwacht om dat van een liberaal te horen, dat we ook een soort minimum moeten hebben.” Concreet oppert hij een bodem van 20 procent, een percentage dat overigens ver onder het niveau ligt van de 30 à 35 procent die in West-Europa gebruikelijk is.

Bij grote verschillen in de tarieven zullen internationale concerns geneigd zijn daarvan te profiteren door bijvoorbeeld een brievenbusfirma op te richten in het land met de laagste heffing.